Theorieles blok 1.7 - les 4

Theorieles Specifiek 
Blok 1.7 - les 4
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Theorie tandartsassistent blok 1.7MBOStudiejaar 1,4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Theorieles Specifiek 
Blok 1.7 - les 4

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Leerdoelen
  • Voorkennis
  • Theorie
  • Vragen
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Leerdoelen les 4
Aan het eind van deze les kun je:
• beschrijven wat de toepassingsgebieden en eigenschappen zijn voor geneesmiddelen
• beschrijven wat de dosering van een geneesmiddel inhoudt en waarom dit belangrijk is
• beschrijven welke toedieningswijzen en –vormen je hebt (beschrijf per onderdeel)
• beschrijven welke schadelijke effecten kunnen optreden bij het verkeerd gebruik van een geneesmiddel


Slide 3 - Slide

Wanneer begint een geneesmiddel te werken?
A
Meteen als het toegediend wordt
B
Na ca. een half uur
C
Als er voldoende hoeveelheid in het bloed aanwezig is
D
Als het bloed het medicijn opgenomen heeft

Slide 4 - Quiz

Hoe noemen we de aanwezige concentratie van een geneesmiddel in het bloed?
A
Bloedsuikerspiegel
B
Bloedspiegel
C
C-max
D
Medicijnconcentratie

Slide 5 - Quiz

De dosis is...
A
De hoeveelheid medicijnen die je per keer moet innemen/toedienen
B
De hoeveelheid geneesmiddel die per dag toegediend wordt
C
De manier waarop een geneesmiddel toegediend wordt
D
De hoeveelheid geneesmiddel die in een doosje/flesje/spuit/o.i.d. zit

Slide 6 - Quiz

Waar worden medicijnen in het lichaam afgebroken?
A
In de lever
B
In de nieren
C
In de darmen
D
In de maag

Slide 7 - Quiz

Hoe worden medicijnen uitgescheiden?
A
De nieren scheiden deze stoffen uit via het bloed
B
Via het bloed worden de medicijnen steeds verdund en uiteindelijk is er niets meer over
C
Via de darmen worden ze uitgescheiden in de ontlasting
D
De nieren scheiden deze stoffen via de urine uit.

Slide 8 - Quiz

Wat is het uitgangspunt voor het vaststellen van de hoeveelheid toe te dienen medicatie?
A
Of de persoon een kind, volwassene of oudere is
B
De leeftijd
C
Het lichaamsgewicht
D
De mate van ernst van de ziekte/aandoening

Slide 9 - Quiz

Wat is de halfwaardetijd?
(In het eerste deel van het filmpje wordt dit ook uitgelegd)
A
De tijd waarna de concentratie van het geneesmiddel maximaal is
B
De tijd waarna de concentratie van het geneesmiddel met de helft is verminderd
C
De tijd waarna de concentratie geneesmiddel uitgewerkt is
D
Op ongeveer de helft van de helft van de tijd dat het medicijn in het bloed zit

Slide 10 - Quiz

Geneesmiddelen
Keuze
Toepassingen
Eigenschappen

Slide 11 - Slide

Keuze
  • Lokaal: plaatselijk, bijv. crème
  • Systemisch: werken op het hele lichaam



Slide 12 - Slide

Toepassingsgebieden
Therapie, gericht op:
  • Oorzaak/aandoening bestrijden
  • Lichaam helpen




Slide 13 - Slide

Toepassingsgebieden
Causaal: oorzaak wegnemen (antibiotica voor infectie)

Symptomatisch: symptomen wegnemen/onbekende oorzaak (paracetamol als pijnstiller)

Substitutioneel: vervangen ontbrekende stoffen (insuline)

Profylactisch (preventief): voorkomen van.. (epilepsie en astma medicatie, fluoride applicatie)

Palliatief: ziekte niet bestrijden maar verschijnselen verzachten (pijnbestrijding bij terminale patiënten)

Slide 14 - Slide

Eigenschappen
Houd bij voorschrijven rekening met:

  • Hoofdwerking: eigenschap om ziekte/aandoening te bestrijden
  • Bijwerking: ongewenste neveneffecten
  • Vergiftiging: bij overdosering, kan dodelijk zijn?
  • Interacties: geneesmiddelen die elkaars werking beïnvloeden
  • Allergie/sensibilisatie: allergisch of overgevoelig voor geneesmiddel/bestanddeel                                      Allergische sensibilisatie = allergie die zich na herhaald gebruik ontwikkelt.
  • Resistentie: minder of ongevoelig voor bepaalde geneesmiddelen

Slide 15 - Slide

Toedieningswijzen en vormen
Enteraal (oraal, rectaal, inhalatie) 
Parenteraal

Slide 16 - Slide

Enterale toediening (spijsverteringskanaal)
Oraal (mond)

Opname in:
  • Orale en sublinguale slijmvlies (nitrobaat)
  • Maagslijmvlies
  • Dunne darm
  • Tablet, dragee, capsule, poeder, drank en druppels



Slide 17 - Slide

Enterale toediening (spijsverteringskanaal)
Rectaal (anus)
Zetpil smelt bij lichaamstemperatuur, rechtstreeks opname in bloedbaan


Inhalatie (luchtwegen)
Geschikte gebruiksvormen:
Spray, druppels en gassen




Slide 18 - Slide

Parenterale toediening (buiten spijsvertering)
Injecties
+  Snelle werking
- Injectievloeistof moet steriel zijn
- Injectie moet onder aseptische (steriele) omstandigheden plaatsvinden
- Geen lucht of vet inspuiten om embolie te voorkomen

Intraveneus = in een ader
Intramusculair = in een spier
Subcutaan = onder de huid


Slide 19 - Slide

Parenterale toediening (buiten spijsvertering)
Lokale applicatie
Om plaatselijk effect te krijgen


  • Infiltratie (anesthesie)
  • Op slijmvliezen en huid (aanstippen aft, oogdruppels)
  • Op gebitselementen (fluoride applicatie)

Slide 20 - Slide

Schadelijke effecten

Slide 21 - Slide

Langdurig gebruik
Geneesmiddel of foute dosering kan schadelijk of toxisch worden
Schrijf juiste hoeveelheid voor!

  • Toxische dosis: dosering wanneer stof schadelijk of toxisch wordt
  • Letale dosis: dosis waarbij het lichaam zo vergiftigd wordt, dat vitale functies uitvallen
  • Te lage dosis: geneesmiddel werkt niet, kan wel schadelijke effecten hebben, micro organismen kunnen resistent worden


Slide 22 - Slide

Vergifiting
Té grote hoeveelheid inname geneesmiddel wordt ingenomen

Medicijn z.s.m. onschadelijk maken:
  • Maag leegpompen/braken opwekken
  • Veel drinken: verdunnen stof
  • Geef laxeermiddel: passage spijvertering versnellen en opname verminderen
  • Toedienen tegengif (antidotum): stof wordt onwerkzaam

Buiten bereik van kinderen!

Arts raadplegen en verpakking of tabletten bewaren

Slide 23 - Slide

Evaluatie leerdoelen les 4
Je kunt nu beschrijven:
  • wat de toepassingsgebieden en eigenschappen zijn voor geneesmiddelen
  • wat de dosering van een geneesmiddel inhoudt en waarom dit belangrijk is
  • welke toedieningswijzen en –vormen je hebt (beschrijf per onderdeel)
  • welke schadelijke effecten kunnen optreden bij het verkeerd gebruik van een geneesmiddel


Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slot
Maak de volgende opdracht:
Opdrachtenkaart 1.7, theorieles 4

Deze kun je vinden in Cumlaude:
Tandartsassistent basisfase (2021-2024) > Blok 1.7> opdrachtenmap > theorielessen > theorieles 4

Slide 26 - Slide