This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd
Правописание глагола в настоящем времени
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Задача обучения
Aan het einde van deze les kun je de basisbegrippen van de werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd toepassen.
В конце этого урока вы сможете применять основные понятия правописания глаголов в настоящем времени.
Slide 2 - Slide
Introduceer het leerdoel en leg uit wat de studenten aan het einde van de les zullen kunnen doen.
Wat weet je al over de Nederlandse werkwoordspelling?Что вы уже знаете о правописании голландских глаголов?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Slide 4 - Video
This item has no instructions
Slide 5 - Video
This item has no instructions
Wat zijn werkwoorden?
Что такое глаголы?
Werkwoorden zijn actiewoorden die aangeven wat er gebeurt in een zin.
Глаголы – это слова действия, которые указывают на то, что происходит в предложении.
Slide 6 - Slide
Leg uit wat werkwoorden zijn en hoe ze worden gebruikt in zinnen.
Infinitief van een werkwoord
Инфинитив глагола
De infinitief van een werkwoord is de onveranderlijke vorm van een werkwoord. Dit betekent dat het niet verandert in tijd of persoon.Инфинитив глагола – это неизменная форма глагола. Это означает, что оно не меняется ни во времени, ни в человеке
Slide 7 - Slide
Leg uit wat de infinitief van een werkwoord is en geef voorbeelden.
Stam van een werkwoord Основа глагола
De stam van een werkwoord is de vorm van het werkwoord zonder de uitgangen van de tegenwoordige tijd.
Основа глагола – это форма глагола без окончаний настоящего времени.
Slide 8 - Slide
Leg uit wat de stam van een werkwoord is en geef voorbeelden.
Uitgangen van de tegenwoordige tijd
Окончания настоящего времени
De uitgangen van de tegenwoordige tijd zijn afhankelijk van de persoon en het onderwerp van de zin.Окончания настоящего времени зависят от лица и подлежащего предложения.
Slide 9 - Slide
Leg uit welke uitgangen er zijn voor de tegenwoordige tijd en geef voorbeelden.
Volgorde van de uitgangen
Заказ
De volgorde van de uitgangen is afhankelijk van de persoon en het onderwerp van de zin. Het onderwerp staat altijd voor het werkwoord en de uitgang komt hier achteraan Порядок окончаний зависит от лица и субъекта предложения. Подлежащее всегда стоит перед глаголом, а окончание следует за ним.
Slide 10 - Slide
Laat zien hoe de uitgangen worden gebruikt in zinnen en leg uit hoe de volgorde werkt.
Oefenen met werkwoordspelling (1)
Практика написания глаголов (1)
Vertaal de volgende zinnen naar het Nederlands: 'I eat a sandwich', 'You play soccer', 'He watches television', 'We study Dutch', 'They dance'.
Slide 11 - Slide
Laat de studenten oefenen met het toepassen van de werkwoordspelling.
Oefenen met werkwoordspelling (2)
Практика написания глаголов
выполните следующие предложения
Maak de volgende zinnen af: 'Ik ... naar school', 'Jij ... een boek', 'Hij ... televisie', 'Wij ... Nederlands', 'Zij ... een liedje'.
Slide 12 - Slide
Laat de studenten nogmaals oefenen met het toepassen van de werkwoordspelling.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.Запишите 3 вещи, которые вы узнали на этом уроке.
Slide 13 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Questions?
Slide 14 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Дякую
Slide 15 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.