§5 beeldbronnen

§5 Beeldbronnen





Welkom G1a
blz. 43 - 48
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§5 Beeldbronnen





Welkom G1a
blz. 43 - 48

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:

- Uitleggen wat een bron is

- Het verschil uitleggen tussen een geschreven en ongeschreven bron

- Het verschil uitleggen tussen directe en indirecte bronnen


Slide 2 - Slide

Bronnen
  • Geschreven bronnen 

  • Ongeschreven bronnen

Slide 3 - Slide

Verdeling in de tijd
Prehistorie
                                                  
                                                  Pre = voor
                                         Historie = geschiedenis




Ongeschreven bronnen
                                        Historie






                   Geschreven bronnen

Slide 4 - Slide

Ongeschreven bronnen
  • Grotschilderingen
  • Speerpunten
  • Bodemlagen
  • Graven
  • Munten

Slide 5 - Slide

Geschreven bronnen
  • Boeken
  • Brieven
  • Rekeningen

Slide 6 - Slide

Bronnen
  • Directe bronnen 

  • Indirecte bronnen

Slide 7 - Slide

Directe bronnen (1)

  • Zijn in de tijd waarover ze gaan gemaakt

  • Zijn meestal gemaakt door iemand die bij de gebeurtenis aanwezig was, maar dat hoeft niet altijd.

Slide 8 - Slide

Directe bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker leefde in die tijd... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand zijn mening misschien wel wil geven of niet alle informatie heeft.

Slide 9 - Slide

Directe bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Dagboek van Anne Frank
  • Egyptisch Dodenboek
  • Egyptische mummie
  • Filmbeelden van de moord op president Kennedy
  • Spotprent

Slide 10 - Slide

Indirecte bronnen (1)

  • Zijn gemaakt door iemand die er niet zelf bij was, bijvoorbeeld omdat hij later leefde óf omdat hij ergens anders woonde.

  • Heeft de informatie gekregen via andere (geschreven of ongeschreven) bronnen

Slide 11 - Slide

Indirecte bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker misschien zijn informatie uit veel bronnen heeft kunnen halen... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand niet bij de gebeurtenis aanwezig was.

Slide 12 - Slide

Indirecte bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Jouw geschiedenisboek
  • Een artikel over Anne Frank op Wikipedia
  • Een documentaire over de ontdekking van het graf van Toetanchamon

Slide 13 - Slide

Wat is een directe bron?
A
Een bron die direct gemaakt wordt.
B
Een bron gemaakt door iemand die er zelf bij was.
C
Een bron die later is gemaakt over een bepaalde tijd.
D
Een bron waar je water uit kunt drinken.

Slide 14 - Quiz

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 15 - Quiz

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
Direct
B
indirect

Slide 16 - Quiz

Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 17 - Drag question

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
directe
B
indirecte

Slide 18 - Quiz

Stap 1: wat is het thema?
  • Over welke historische gebeurtenis(sen) gaat het?

  • Wie waren daarbij betrokken?

  • Wat gebeurde er precies?

  • Het gaat altijd om een gebeurtenis die je kent of hoort te kennen.

Slide 19 - Slide

Stap 2: wat zie ik?
  • Staat er een jaartal of datum bij/op de bron?

  • Welke figuren zie je en wie/wat stellen zij voor?

  • Welke voorwerpen zie je en wat stellen zij voor?

  • Wat doen de figuren?

Slide 20 - Slide

Stap 3: wat is de mening/boodschap van de maker

  • Worden de personen positief of negatief afgebeeld en wat doen ze?

  • Is er een onderschrift bij de afbeelding? Vaak is dit een samenvatting.

  • Wat weet je van de tekenaar en de tijd waarin hij de bron maakte?

Slide 21 - Slide

Stap 4: 
vergelijken en conclusie trekken

  • Klopt het beeld van de tekenaar met jouw eigen beeld? 

  • Toets betrouwbaarheid door standplaatsgebondenheid en feit/mening. 

  • In je antwoord altijd verwijzen naar de bron. 

Slide 22 - Slide

Opdrachten
Maak voor jezelf een omschrijving van een beeldbron uit hoofdstuk 4 van je boek met de 4 stappen die we net hebben besproken.

Eerder klaar? Maak dan opdrachten 2, 7, 8 en 9

Slide 23 - Slide