Lezen - Feit, mening & argument

Lezen H3

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 29 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lezen H3

Slide 1 - Slide

Wat gaan we 
vandaag doen?
  • Herhaling Signaalwoorden;

  • Uitleg Feiten, mening & argumenten

  • Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Slide

De vorige les:
Zijn we begonnen met signaalwoorden en verbanden.

Slide 3 - Slide

Signaalwoord
=
Zinnen verbinden

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
Ik ga naar school.
Ik heb geen zin.

Ik ga naar school, maar ik heb geen zin.

Maar is de verbinding, tussen twee zinnen.

Slide 5 - Slide

SIGNAALwoorden
- Let op!
- Seintje
- Teken
- Alarm

Signaalwoorden vertellen je: let op!

Slide 6 - Slide

SIGNAALwoorden
De appel is rot, dat wil zeggen, hij is bruin met zachte plekken.

Slide 7 - Slide

Waarom?
  • Om een tekst gemakkelijker te begrijpen.

Slide 8 - Slide

Tegenstelling
  • Bij een tegenstelling weet je dat er iets tegenovergesteld gaat worden verteld. 

De lucht was blauw, maar verderop was hij grijs.

Slide 9 - Slide

Opsomming
Als je een opsomming leest, dan weet je dat er meerdere redenen zijn.

Ten eerste, de brug was dicht. Ten tweede mijn band was lek. En ten derde de les begon te vroeg.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld
  • Weet je dat er een voorbeeld gaat volgen.

  • Bijvoorbeeld, dit is een voorbeeld.

Slide 11 - Slide

Verbanden
Nieuwe verbanden + Signaalwoorden

Slide 12 - Slide

Vergelijking
  • Weet je dat er een vergelijking volgt.

  • Jolanda verdient minder geld dan ik.

Slide 13 - Slide

Voorwaarde
  • Wordt er een voorwaarde gesteld.

  • Als Jeroen de trein wil halen, moet hij nu vertrekken.

Slide 14 - Slide

Conclusie
Trek je een conclusie

Het is dus een goed idee om huisdieren in een verzorgingshuis te hebben.

Slide 15 - Slide

Leren
Leer de verbanden op Blz. 52 (basis) in je boek;

Of Blz. 40 (kader)

Slide 16 - Slide

Dit kan/ken ik aan het einde van deze les:
  • Weet je wat feiten, meningen en argumenten zijn;

  • Kan je het verschil benoemen tussen een feit, mening of argument;

  • Heb je de opdrachten van vorige week nagekeken;

  • Heb je de opdrachten van vandaag af.

Slide 17 - Slide

Feit, mening, argument.
Een feit, is iets wat waar is. Wat je kan controleren.

Een mening, is iets wat iemand vindt. Je kan het hier eens of oneens over zijn.

Met een argument legt iemand uit waarom hij iets vindt.

Slide 18 - Slide

Feit, mening, argument.
Het is buiten 18 graden. <- Feit

Ik vind het te warm voor de tijd van het jaar. <- Mening

Want normaal gesproken hoort het kouder te zijn in oktober.

Slide 19 - Slide

Feit, mening, argument.
Campus Winschoten staat in Winschoten.

Ik vind Campus leuker dan Bovenburen.

Omdat deze school groter is dan Bovenburen.

Slide 20 - Slide

Feit, mening, argument.


Wie kan er in de klas een feit, mening en argument verzinnen?

Slide 21 - Slide

Aan de slag met:
  • H3 lezen Opdracht 1, 2, 3
  • Basis blz. 92
  • Kader blz. 68

Hoe? Per boek

Vragen:
Ik loop door door het lokaal. Vragen mag je alleen stellen als ik bij je ben.

Wat te doen als je wacht/klaar bent:
  • Nakijken opdrachten H2 Lezen


Voor hoe lang?







timer
1:00

Slide 22 - Slide

Signaalwoorden

Signaalwoorden verbinden zinnen aan elkaar.

Ze geven je een seintje. 'Let op!' er volgt nu een opsomming, tegenstelling etc. etc.

Ze helpen je om een tekst gemakkelijker te begrijpen.

Slide 23 - Slide

Vergelijking
  • Weet je dat er een vergelijking volgt.

  • Jolanda verdient minder geld dan ik.

Slide 24 - Slide

Voorwaarde
  • Wordt er een voorwaarde gesteld.

  • Als Jeroen de trein wil halen, moet hij nu vertrekken.

Slide 25 - Slide

Conclusie
Trek je een conclusie

Het is dus een goed idee om huisdieren in een verzorgingshuis te hebben.

Slide 26 - Slide

Je kan nu:
Weet je wat feiten, meningen en argumenten zijn;

Kan je het verschil benoemen tussen een feit, mening of argument;

Heb je de opdrachten van vorige week nagekeken;

Heb je de opdrachten van vandaag af.

Slide 27 - Slide

Na vandaag:
  • Wie snapt verbanden/signaalwoorden?
  • Wie snapt feiten, meningen en argumenten?


Slide 28 - Slide

De volgende les:
Uitleg over het leren voor de toets. 

Uitleg over de onderdelen van de toets

Slide 29 - Slide