les 3

les 3
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

les 3

Slide 1 - Slide

huiswerk nakijken basis

opdracht 1 t/m 3 BLZ 213-214
opdracht 4 t/m 6 BLZ 215
opdracht 7 BLZ 216
huiswerk nakijken kader

opdracht 1 t/m 13
BLZ 151 t/m 156

Slide 2 - Slide

leerdoelen basis
4.3.1 Je kunt beschrijven in welke richting de elektrische stroom door een stroomkring loopt.
4.3.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen een gesloten stroomkring en een onderbroken stroomkring.
4.3.3 Je kunt uitleggen wat geleiders en isolatoren zijn.
4.3.4 Je kunt een voorbeeld geven van een geleider en van een isolator.
4.3.5 Je kunt uitleggen hoe je met een schakelaar een stroomkring kunt onderbreken en sluiten.
4.3.6 Je kunt uitleggen wat een schakelschema is.
4.3.7 Je kunt de belangrijkste symbolen toepassen in een schakelschema.
4.4.1 Je kunt uitleggen hoe je lampen en andere apparaten in serie schakelt.
4.4.2 Je kunt uitleggen waarom in een serieschakeling van lampen de stroomkring onderbroken is als er één lamp kapot is.
4.4.3 Je kunt uitleggen waarom in een parallelschakeling apparaten apart aan- en uitgezet kunnen worden.
4.4.4 Je kunt beschrijven waarom een parallelschakeling twee of meer stroomkringen heeft.

leerdoelen kader

4.3.1 Je kunt twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema’s herkennen en tekenen.
4.3.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen een parallelschakeling en een serieschakeling.
4.3.3 Je kunt het schakelschema tekenen van eenvoudige serie- en parallelschakelingen.
4.3.4 Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden.
4.3.5 Je kunt de grootte van de stroomsterkte beredeneren in een schakeling.

Slide 3 - Slide

uitleg basis en kader

Slide 4 - Slide

Spanningsmeter
Stroommeter
Volt
Ampere
V
A

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Video

Rondstromen
Een lampje is verbonden met een batterij. 

Eén draad gaat van de plus van de batterij (+) naar het lampje. 

Een andere draad gaat van het lampje terug naar de min van de batterij (−). 

Nu gaat er elektrische stroom door het lampje, waardoor het lampje brandt.




Slide 7 - Slide

Rondstromen
Elektrische stroom gaat lopen als je de plus (+) en de min (−) van een spanningsbron verbindt.

 De stroom gaat dan in een kringetje rond.

Een stroomkring is de verbinding van de plus (+) naar de min (−) van een spanningsbron. 


 De stroom gaat van de plus (+) door het lampje naar de min (−).

Slide 8 - Slide

gesloten en onderbroken
Het lampje brandt, omdat er stroom doorheen gaat. 

Dat komt doordat de stroomkring gesloten is. Je zegt: er is een gesloten stroomkring

Maak je nu één draad los, dan kan de stroom niet meer rond. 
Je zegt: er is een onderbroken stroomkring.

Slide 9 - Slide

Geleiders en isolatoren
Een stroomdraad is van koper. 
Koper is een metaal. 
Alle metalen zijn goede geleiders voor elektrische stroom. Dat betekent dat elektrische stroom gemakkelijk door koper heen kan gaan. 

Rond de koperdraad zit een laagje kunststof.
 De stroom kan niet door kunststof heen.
 Kunststof is een isolator.
 Een isolator laat geen stroom door. 
Daardoor kan de stroom alleen de weg van de koperdraad volgen. 
De stroom kan nergens anders naartoe.

Slide 10 - Slide

De schakelaar
 Je gebruikt een schakelaar om het licht aan en uit te doen.

 Met een schakelaar kun je de stroomkring onderbreken of sluiten.

In een schakelaar zitten twee metalen plaatjes. In de  afbeelding raken die plaatjes elkaar. De stroom kan door de schakelaar lopen. De schakelaar is dicht (gesloten). De stroomkring is gesloten.


Slide 11 - Slide

De schakelaar

Als je de schakelaar omzet, gaan de metalen plaatjes van elkaar . Daardoor kan er geen stroom meer door de schakelaar lopen. De schakelaar is open en de stroomkring is onderbroken.

Slide 12 - Slide

een schakelschema
Van een stroomkring kun je een tekening maken.
 Het kost veel tijd om deze tekening te maken. 
Daarom teken je een stroomkring eenvoudiger. De eenvoudige tekening van een stroomkring noem je een schakelschema. 
 In een schakelschema teken je alle onderdelen van de stroomkring. Je tekent ook de draden tussen de onderdelen.

Slide 13 - Slide

schakeling
schakelschema

Slide 14 - Slide

Schakelingen tekenen
Een schakeling bestaat uit verschillende elektrische onderdelen.

 Als je wilt uitleggen hoe een schakeling in elkaar zit, kun je het best een tekening gebruiken. 

Er zijn speciale symbolen bedacht om overzichtelijke tekeningen van schakelingen te kunnen maken. Zulke tekeningen noem je schakelschema’s.

Slide 15 - Slide

Schakelschema's
Schakelschema’s zijn onmisbaar bij proeven met elektriciteit. Het schema vertelt je welke onderdelen je nodig hebt en hoe je die met elkaar verbindt. 
Bij veel proeven is een schakelschema gegeven. 
Soms moet je zelf een schakelschema tekenen.
 Nadat je alle onderdelen hebt verzameld, bouw je de schakeling aan de hand van het schema.

Slide 16 - Slide

Serieschakelingen
 Een serieschakeling heeft geen vertakkingen. 
Er is dus maar één stroomkring. 
De stroom gaat door alle onderdelen van de schakeling. 

Als één lampje in een serieschakeling doorbrandt, is de stroomkring verbroken. 
Dan gaan alle lampjes uit. 

Het is daarom niet handig om lampen in serie te schakelen.

Slide 17 - Slide

Stroomsterkte in een serieschakeling
De stroomsterkte in een serieschakeling is overal even groot. 
Het maakt niet uit waar je de stroomsterkte meet. 
Bijvoorbeeld tussen de batterij en het eerste lampje, tussen het eerste en het tweede lampje, tussen het tweede en het derde lampje of tussen het derde lampje en de batterij. 
Je krijgt steeds dezelfde meetwaarde.

Slide 18 - Slide

Wat als alles in je huis in serie geschakeld is?

Slide 19 - Slide

Parallelschakelingen
Je ziet hier een parallelschakeling. 
De schakeling vertakt zich zodat elk lampje op de spanningsbron is aangesloten.
 Elke vertakking is, samen met de batterij, een aparte stroomkring.

Slide 20 - Slide

Stroomsterkte in een parallelschakeling
In een parallelschakeling kun je elk lampje apart aan en uit doen. 

 Als een lamp doorbrandt, blijven de andere gewoon branden.

 In een serieschakeling is dat onmogelijk. 

Daarin branden ofwel alle lampen of ze zijn allemaal uit.

Slide 21 - Slide

Stroomsterkte in een parallelschakeling
Op de plaats waar een parallelschakeling zich vertakt, splitst de stroom zich. 

De stroomsterkte in de onvertakte gedeelten (bij 1 en 5) wordt de totale stroomsterkte genoemd. 
De stroomsterkte in de takken (bij 2, 3 en 4) is steeds een derde van de totale stroomsterkte.
 De stroomsterkte is dus niet overal even groot, zoals in een serieschakeling.

Slide 22 - Slide

huiswerk basis

Paragraaf 3.
opdracht 4 BLZ 220, opdracht 5 BLZ 220, opdracht 10-11-12 BLZ 227
Paragraaf 4
opdracht 4 t/m 9 BLZ 236-237




huiswerk kader

opdracht 1 t/m 11
BLZ 160 t/m 163
TIP! blader terug naar hoofdstuk 4 paragraaf 1 

Slide 23 - Slide