This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
3E samenvatting elektriciteit
15 minuten Stil werken aan de d-toets
Instructie
Aan de slag
Slide 1 - Slide
1.1 leerdoelen
Je kunt de onderdelen van een elektriciteitscentrale beschrijven.
Je kunt de kenmerken van gelijkspanning en wisselspanning met elkaar vergelijken.
Je kunt uitleggen waarom in het elektriciteitsnet verschillende spanningen worden gebruikt.
je kunt het principe van een transformator uitleggen
je kunt aan de hand van verhouding van het aantal windingen de spanningsverhoging of spanningsverlaging in een transformator berekenen
Slide 2 - Slide
herhaling: Grootheden en eenheden
..
Slide 3 - Slide
herhaling
Slide 4 - Slide
herhaling
Slide 5 - Slide
herhaling
Slide 6 - Slide
herhaling
Slide 7 - Slide
herhaling
Slide 8 - Slide
De lamp boven je bureau geeft licht. Dit kan alleen als de lamp is aangesloten een stopcontact. Er staat dan een spanning van 230 V de aansluitpunten van de lamp. De lamp staat spanning. Er loopt een elektrische stroom de lamp.
timer
1:00
door
onder
op
over
Slide 9 - Drag question
Slide 10 - Video
Slide 11 - Slide
Werking elektriciteitscentrale
- De brander verhit water tot stoom.
- De stoom drijft een turbine (rad) aan.
- De generator (grote dynamo) wekt
wisselspanning op.
- De condensor maakt van stoom weer water.
Slide 12 - Slide
Inductie
De generator wekt stroom op door Inductie
Spoel & magneet
Magneet beweegt --> spanning verandert -->
Wisselspanning, ook wel inductiespanning
Slide 13 - Slide
phet.colorado.edu
Slide 14 - Link
Dynamo
magneet & spoel
fietswiel draait --> magnetisch veld veranderd in de spoel --> stroom opgewekt --> lamp gaat branden
Zelfde in een generator!
Slide 15 - Slide
Dynamo
1 omwenteling van de dynamo
magneetveld richting verandert 2x
= dus 1 periode van de spanning-tijd grafiek
Slide 16 - Slide
Demo 2
Veldlijnen visualiseren:
Om een magneet veld visueel
te maken gebruiken we vaak
veldlijnen (zie afbeelding). Deze
veldlijnen gaan van de N-kant
naar de Z-kant. Belangrijk is dat
de pijl niet aan het einde, maar het midden staat.
Met een transformator kan je de spanning omhoog of omlaag transformeren om zo energie te besparen
Transformator bestaat uit een primaire en een secundaire spoel.
Een ideale transformator heeft een rendement van 100%.
Slide 23 - Slide
Formule:
Een transformator:
Zet een hoge spanning op naar een lage spanning of omgekeerd
Transformator:
De spanning of het aantal windingen uitrekenen.
Slide 24 - Slide
Het begint in de meterkast
Slide 25 - Slide
De huisinstallatie
Slide 26 - Slide
Parallelschakeling
Alle apparaten thuis zijn parallel geschakeld, dat betekent:
- ze krijgen allemaal 230 V
- Utot = U1 = U2 = U3
- je kunt ze apart inschakelen
Slide 27 - Slide
Hoe zit het met de spanning (U) in een parallelschakeling?
A
Elk apparaat krijgt een deel van de spanning
B
Elk apparaat krijgt de volledige spanning
Slide 28 - Quiz
Hoe zit het met de stroomsterkte (I) in een parallelschakeling?
A
De stroomsterkte is overal even groot
B
De stroom moet worden verdeeld
Slide 29 - Quiz
Hoe zit het met het vermogen (P) in een parallelschakeling?
A
Het vermogen kan je altijd bij elkaar optellen
B
Het vermogen moet ik optellen en dan delen door het aantal apparaten
Slide 30 - Quiz
In een parallelschakeling
- is de spanning overal gelijk
- is de stroomsterkte niet
overal gelijk (hangt van het
vermogen af)
- Het vermogen van één groep
kun je altijd bij elkaar optellen
Slide 31 - Slide
Het totale vermogen bereken je met:
Ptot=U⋅Itot
Slide 32 - Slide
Op één groep van een huisinstallatie zijn de volgende apparaten aangesloten: - magnetron (800 W) - waterkoker (2000 W) - Afzuigkap (150 W) - Zes ledlampen (elk 3 W)
Bereken de totale stroomsterkte in de groepsleiding.
Slide 33 - Open question
Fasedraaden nuldraad
Bruin - fasedraad
Blauw - nuldraad
Bruin 230V - Blauw geen spanning
Schakelaar naar lamp zwarte draad
- Schakeldraad: Alleen spanning als schakelaar aan staat
Slide 34 - Slide
Fasedraad
Nuldraad
Schakeldraad
Aardedraad
Slide 35 - Drag question
Overbelasting
Stroom per groep mag niet meer dan 16A zijn.
Meer = brandgevaar
Teveel apparaten =overbelasting
Zolang totale vermogen niet meer
dan 3,7 kW is, geen probleem
Slide 36 - Slide
Kortsluiting:
Weerstand klein in elektriciteitsdraden.
Als stroom een ander weg (niet door apparaat) kan nemen
- Kortsluiting: veel te kleine weerstand
Slide 37 - Slide
Kortsluiting
Als de fasedraad en nuldraad direct met elkaar in contact komen, gaan alle elektronen daar heen, er gaan geen elektronen meer door het apparaat, vandaar de naam kortsluiting
Slide 38 - Slide
Veiligheids
maatregelen
Isolatie
Zekeringen
Aardlekschakelaar
Randaarde
Slide 39 - Slide
Zekeringen
Groepszekering: deze springt boven
de 16 A om brand door oververhitting
te voorkomen.
Installatieautomaat: een
elektronische zekering.
Slide 40 - Slide
Enkele/dubbele isolatie
Bij een apparaat met dubbele isolatie is er een extra isolatielaag en meestal een plastic buitenkant.
Slide 41 - Slide
Dubbele isolatie
KEMA
keur
Slide 42 - Slide
Aardlekschakelaar
Deze vergelijkt de stroom tussen de fasedraad en nuldraad. Is deze groter dan 30 mA, dan springt de aardlekschakelaar.
Slide 43 - Slide
Aardlekschakelaar; springt bij een lekstroom van 30 mA en voorkomt schokken.
Slide 44 - Slide
Randaarde
Een geel/groene draad die via de metalen buitenkant van een apparaat via het snoer naar de rand van het stopcontact gaat.
De randaarde voorkomt stromen door je lichaam.
Slide 45 - Slide
Slide 46 - Slide
Aardlekschakelaar + Randaard
Slide 47 - Slide
Het is toch helemaal fout gegaan, en een huisgenoot staat onder stroom. Ik:
A
Grijp hem vast en trek hem weg van de bron.
B
Ik pak een houten bezemsteel en sla hem weg van de bron.
Slide 48 - Quiz
1.4 Elektriciteit en veiligheid
Gevaren van elektriciteit
Hoe groot de stroomsterkte is hangt af van de spanning en de weerstand van je lichaam, je lichaam geleidt de stroom vrij goed: lichaamsweerstand
De grootste weerstand vindt plaats op waar de stroom het lichaam in- en uitgaat: aanrakings- en contactweerstand
Slide 49 - Slide
Wat hebben we geleerd
Er zijn verschillende maatregelen genomen om veiligheid in je huis te verbeteren
brand kan ontstaan door overbelasting of kortsluiting