hin les 4ta, werkwoordspelling NN

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Fijn dat je er bent!
Pak je boek voor op blz 32, 
je etui met een 
pen en log in op deze LessonUp. 

Leg je gemaakte huiswerk voor je op tafel. 



timer
3:00

Slide 2 - Slide

Welkom bij het vak Nederlands
  • Zitten volgens plattegrond 
  • Telefoon in de tas, jas op de kapstok/kluis 
  • Niet naar de wc tijdens de les, alleen bij hoge nood
  • Stil is ook stil.  Steek je hand wanneer je wat wilt vragen
  • Luisteren naar elkaar als iemand anders aan het woord is 
  • Luisteren naar de docent als de docent aan het woord is



Slide 3 - Slide

Even checken: 
Wat moet je verplicht meenemen voor iedere les:

  • Lesboek 
  • iPad (opgeladen)
  • Schrift
  • Pen

Slide 4 - Slide

Vandaag
  • Huiswerkcontrole 
  • Herhaling Taalverzorging H1 
  • Nakijken huiswerk 
  • Opdrachten maken 
  • Vragen stellen 
  • Evaluatie 

Slide 5 - Slide

  • Je leert over werkwoordspelling 
Lesdoelen

Slide 6 - Slide

Terugblik vorige les
Wat heb je de vorige les geleerd?

Slide 7 - Slide

Hoofdletters en leestekens
Je kunt hoofdletters en leestekens plaatsen waar deze horen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Lesdoel
  • Je kan voltooide en onvoltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord goed spellen.
  • Je kan de tegenwoordige en verleden tijd van de persoonsvorm goed spellen.
Boek: bladzijde 32 en 33
Je leert over werkwoordspelling.

Slide 10 - Slide

TT - Vul de goede
werkwoordsvormen in:
1. (houden) ... je broer van detectives of (herkennen) ... hij zich niet in politieagenten?
2. Ik (vinden) ... het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering (versturen) ...
3. Mijn wang (bloeden) ... altijd als ik mij (snijden) ... tijdens het scheren.
4. Je (geloven) ... toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek (bestellen) ...?
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Antwoorden
1. Houdt je broer van detectives of herkent hij zich niet in politieagenten?
2. Ik vind het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering verstuurt. 
3. Mijn wang bloedt altijd als ik mij snijd tijdens het scheren.
4. Je gelooft toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek bestelt?

Slide 12 - Slide

VT - Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Duits (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad. 
timer
8:00

Slide 13 - Slide

Antwoorden
1. De politie verrichtte wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Duits maakte, duimde Janita voor mij.
3. We durfden niet te kijken toen de geheime politie op de deur bonkte.
4. Terwijl ik tobde over mijn cijfers, kraste Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 14 - Slide

Voltooid deelwoord

Slide 15 - Slide

VD - Even oefenen
1. De jongens zijn gisteren (verhuizen).
2. We hebben vanmorgen een potje (voetballen).
3. Heb je dat hele stuk (fietsen)?
4. Ik heb zijn verhaal nooit (geloven).
5. Heb je lekker (chillen)?  

Slide 16 - Slide

Antwoorden
1. verhuisd
2. gevoetbald
3. gefietst
4. geloofd
5. gechild 

Slide 17 - Slide

Werkwoord als bijv.nw.
Sommige woorden zijn afgeleid van een werkwoord. 
Ik ben altijd de gebeten hond. (van een vdw)
De bijtende hond werd gevangen door zijn baas. (van een odw)

Schrijfwijze: altijd zo kort en eenvoudig mogelijk. 

Slide 18 - Slide

Werkwoord als bijv.nw.
Voltooid deelwoord op -en? --> bn ook op -en 
               De deur is gesloten. --> De gesloten deur. 

Voltooid deelwoord op -d of -t? --> bn maken door +e en zo kort mogelijk.

Slide 19 - Slide

Het ... (verbreden) fietspad is mooi aangelegd.

Slide 20 - Open question

De ... (verbazen) man zat achter in de klas te kijken naar de geweldige docent.

Slide 21 - Open question

Lesdoel
  • Je kunt lastige werkwoorden op de juiste manier gebruiken.
Boek: bladzijde 34 en 35
Je leert over lastige werkwoorden.

Slide 22 - Slide

willen
liggen
kennen
leggen
kunnen
iets doen
in staat zijn om iets te doen
zich bevinden, rusten
iets weten of geleerd hebben
het verlangen, het wensen

Slide 23 - Drag question

Het gebruik van lastige werkwoorden
Kennen: iets weten of geleerd hebben.  Bijvoorbeeld:  Ik ken de spelregels van volleybal.
Kunnen: in staat zijn om iets te doen. Bijvoorbeeld: Ik kan heel goed zingen.
Liggen: zich bevinden, rusten. Bijvoorbeeld: De hond ligt in haar mand.
Leggen: iets doen. Bijvoorbeeld: Sem legt zijn tas op tafel.

Slide 24 - Slide

Omdat Anouk ziek is, .... ze de hele dag niks te doen.
A
Liggen
B
Leggen
C
Kennen
D
Kunnen

Slide 25 - Quiz

Meneer, ..... u een stapje opzij doen, zodat ik ook de wedstrijd kan zien?
A
Liggen
B
Leggen
C
Kunnen
D
Kennen

Slide 26 - Quiz

Na de training leggen/liggen alle vuile tenues op een hoopje.
A
leggen
B
liggen

Slide 27 - Quiz

Willen in t.t. en v.t.
Hij .......
A
wilt
B
wil
C
wou
D
wilde

Slide 28 - Quiz

willen
Het bewust proberen te doen.
het verlangen, het wensen
Bijvoorbeeld:
Saskia wil morgen naar de Efteling.

Slide 29 - Slide

Ook het werkwoord 'willen' wordt vaak fout gebruikt. 
enkelvoud: 
ik wil 
jij/u wilt - wil jij? - wilt u?
hij/zij/het wil

ik/jij/hij/zij/u wilde

meervoud: 

wij/jullie/zij willen


wij/ jullie/zij wilden
Gebruik als je schrijft nooit wou of wouden.

Slide 30 - Slide

Vorig jaar .... Youri drie kilometer lopen bij de coopertest.
A
wil
B
wilt
C
wilde
D
wilden

Slide 31 - Quiz

Meneer, .... u een stapje opzij doen, zodat ik ook de wedstrijd kan zien?
A
wil
B
wilt
C
wilde
D
wilden

Slide 32 - Quiz

Aan de slag
Maak de online oefentoets van Taalverzorging H1. 

Laat de score aan mij zien. 

Slide 33 - Slide

Heb je een vraag?

Slide 34 - Slide

Ik begrijp alle onderdelen van Taalverzorging van hoofdstuk 1.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 36 - Slide

Maak een foto van je huiswerk!
(of van jezelf als je geen huiswerk hebt gemaakt...)

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide