Ik kan de zes verschillende voedingsstoffen benoemen en kort beschrijven wat de functie van deze voedingsstof (brandstof, bouwstof, hulpstof) voor de mens zijn.
Ik kan uitleggen hoe suikers, vetten en eiwitten tijdens de spijsvertering wordt afgebroken.
Ik kan uitleggen wat het verschil tussen essentiële en niet-essentiële aminozuren zijn.
Ik kan uitleggen wat het belang van water, sporenelementen en vitaminen voor het lichaam zijn.
Ik kan uitleggen wat waterbalans in het lichaam inhoudt.