Havo 4 Nectar 6.4

Paragraaf 6.4
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Paragraaf 6.4

Slide 1 - Slide

Deze periode (TW3)

Slide 2 - Slide

Deze periode (TW3)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is een enzym?
A
eiwit
B
koolhydraat
C
vet
D
mineraal

Slide 5 - Quiz

Welke kleur heeft het enzym?
A
Rood
B
Paars
C
Blauw
D
Groen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent de zin:
'Enzymen werken specifiek'?
A
Elk enzym is slechts werkzaam bij één speciale temperatuur.
B
Elk enzym is slechts werkzaam bij één bepaalde zuurgraad.
C
Elk enzym kan slechts één soort reactie versnellen.
D
In elke cel kan slechts één enzym werkzaam zijn.

Slide 7 - Quiz

Welk enzym heeft de laagste optimumtemperatuur?
A
X
B
Y
C
Z

Slide 8 - Quiz

Als een enzym gedenatureerd is, betekent dit dat het enzym ...
A
opgebruikt is
B
uit elkaar is gevallen
C
dood is
D
van vorm is veranderd

Slide 9 - Quiz

Welk enzym werkt het beste bij pH van 6?
A
enzym 1
B
enzym 2
C
enzym 3

Slide 10 - Quiz

Wat is de functie van lactase?
A
enzym dat kleine eiwitten afbreekt
B
enzymen die vetten afbreken
C
enzym dat zetmeel afbreekt.
D
enzym dat melksuiker afbreekt

Slide 11 - Quiz

Welke bewering klopt?
A
P is de maximumtemperatuur voor dit enzym.
B
Q is de optimumtemperatuur voor dit enzym.
C
R is de minimumtemperatuur voor dit enzym.

Slide 12 - Quiz

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 25 graden?
A
x (rood)
B
y (groen)
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 13 - Quiz

Peptase heeft een optimum-pH van 2,5. In welk deel van je verteringsstelsel komt dit enzym voor?
A
Slokdarm
B
Speeksel
C
Alvleesklier
D
Maag

Slide 14 - Quiz

Zetmeel wordt door het enzym amylase in kleinere moleculen geknipt.
Welk molecuul is dit?
A
glucose
B
aminozuren
C
DNA
D
vetzuren

Slide 15 - Quiz

Leerdoelen 6.3

Slide 16 - Slide

Leerdoelen 6.4

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Dunne darm
Water oplosbare stoffen: via bloed (poortader)

Vetten: via lymfevaten naar het bloed

Slide 19 - Slide

Dikke darm

Slide 20 - Slide

Wat is de functie van de dunne darm?
A
afvalstoffen uitscheiden
B
voedingsstoffen opnemen
C
voedingsstoffen uitscheiden
D
water toevoegen

Slide 21 - Quiz

darmsapklier
darmvlok
darmplooi
bloedvat
kringspier

Slide 22 - Drag question

Bij welk nummer komen darmvlokken en darmplooien voor?
A
2
B
9
C
13
D
7

Slide 23 - Quiz

Wat is de functie van de darmplooien en darmvlokken in de dunne darm?
A
Voedselbrij langzamer door de darm laten gaan
B
Groter oppervlak voor opname voedingsstoffen in het bloed
C
Zorgt voor betere darmperistaltiek
D
Zorgt voor een betere mechanische vertering

Slide 24 - Quiz

Zet de onderdelen van de darmwand in de juiste volgorde van groot (1) naar klein (4)
1
2
3
4
Darmplooien
Darmvlokken
Darmwand
Microvilli

Slide 25 - Drag question

Haarvat
Darmvlok
Darmplooi

Slide 26 - Drag question

Wat is de functie van darmplooien en darmvlokken?
A
Het oppervlak vergroten, zodat er meer voedingsstoffen in het bloed komen
B
Het voedsel door de darm bewegen richting de endeldarm
C
Het oppervlak vergroten, zodat er meer enzymen gemaakt kunnen worden
D
Bescherming bieden voor de bacteriën die in de darm leven

Slide 27 - Quiz

Leerdoelen 6.4

Slide 28 - Slide

  • Lezen 6.5 (5 min!)
  • Maken 6.4: opdracht 59, 60, 63, 64, 68, 71, 72, 75
Aan het werk

Slide 29 - Slide