Les 02 - De opbouw van argumentatie

Opbouw van argumentatie
§18 Leesvaardigheid
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Opbouw van argumentatie
§18 Leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- hoe je de belangrijkste boodschap uit een betoog kunt halen; 
- hoe je de argumenten bij deze stelling uit de tekst haalt. 

Slide 2 - Slide

Argumentaties
Bij een argumentatie heeft iemand een bepaald standpunt waarvan hij je wil overtuigen. 

Dit standpunt en de bijbehorende argumenten noemen we de argumentatie. 

Een argumentatie kan enkelvoudig of meervoudig zijn. 


Slide 3 - Slide

Hoe vinden we het standpunt?
Vaak bevindt het standpunt zich redelijk vooraan in de tekst, maar soms kan dit ook later zijn. 

Het standpunt is een sterke mening van een persoon. Vaak wordt het aangekondigd door woorden als: ik vind ..., volgens mij ..., naar mijn mening ..., in mijn opinie ..., het is beter dat ... enzovoorts

Slide 4 - Slide

Hoe vinden we de argumenten
Argumenten vormen de onderbouwing van de stelling: het zijn de redenen waarom iemand een bepaald standpunt inneemt. 

Argumenten worden vaak voorafgegaan door verbindingswoorden van redengevend verband: want, omdat, namelijk, immers, de reden hiervoor is dat ... 

Als er meer argumenten zijn, worden deze soms voorafgegaan door verbindingswoorden voor een opsommend tekstverband: en, ook, daarnaast, bovendien, verder, niet alleen, maar ook ..., ten eerste enzovoorts

Slide 5 - Slide

Relatie tussen standpunt en argument
Als het standpunt eerst in de zin staat en het argument daarna volgt is er sprake van een redengevend tekstverband. We kunnen er de verbindingswoorden omdat of want tussen zetten. 

Als eerst het argument wordt gegeven en daarna het standpunt, is er sprake van een concluderend tekstverband. Hierbij kunnen we dus of daarom  tussen argument en standpunt zetten. 

Slide 6 - Slide

Maak een blokjesschema
Zet de volgende argumentatie om in een blokjesschema. 

Ik ben vóór de maatschappelijke dienstplicht, want jongeren moeten discipline leren. Ook moeten ze leren dingen te doen voor anderen in plaats van voor zichzelf. 

Slide 7 - Slide

Blokjesschema
Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht 

Slide 8 - Slide

Blokjesschema
Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht 
Jongeren moeten discipline leren

Slide 9 - Slide

Blokjesschema
Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht 
Jongeren moeten discipline leren
Jongeren moeten leren dingen te doen voor anderen in plaats van voor zichzelf.

Slide 10 - Slide

Aan het werk 
Werk nu aan opdracht 5 en 6 op pagina 76 en 77. 

Werk de argumentatie van opdracht 6 uit in een blokjesschema. 

Slide 11 - Slide