3H (tt+vt haben-sein-werden + voltooid deelwoord)

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

HABEN - SEIN - WERDEN

OTT en OVT

Weißt du noch?

haben, sein, werden

OTT (tegenwoordige tijd)

heeft u?

jij hebt

Ik ben

Wij zijn

Welke twee betekenissen heeft het ww werden ook al weer?

Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.

1. habe
2. bin
3. werde

..... ihr uns anrufen?

1. wird
2. werdet
3. habt
4. seid

Ariane ............... noch in der Schule.

1. ist
2. wird
3. hat
4. hast

.............. du morgen 13 oder 14 Jahre alt?

1. wirdst
2. wirst
3. bist
4. hast

Nu in de OVT

(verleden tijd)

wij hadden

had jij?

Peter had

wij waren

waren jullie?

Üben!

Verleden tijd: Er (sein)______sehr glücklich.

1. war
2. was
3. warst
4. seinte

Verleden tijd: Ich (haben)_______ immer Pech.

Verleden tijd: (haben) ________ ihr die Tickets schon bekommen?

Verleden tijd: Ihr (sein) _______ zu spät.

Verleden tijd: Er (haben) _______ seinen Rucksack vergessen.

Verleden tijd: Wo (sein) ______ du?

Tot slot...

het voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord van sehen (sterk) is...

1. sah
2. sehen
3. gesehen
4. geseht

Voltooid deelwoord van reisen (zwak) is...

1. gereisen
2. gereist
3. reiste
4. risen

Voltooid deelwoord van fotografieren (zwak) is...

1. gefotografiert
2. fotografieren
3. fotografiert
4. fotofiert

Voltooid deelwoord van reden (zwak) is...

1. geredet
2. redet
3. gerett
4. gereden

Voltooid deelwoord van fahren (sterk) is...

1. gefuhren
2. gefahren
3. gefahrt
4. fahrt

Voltooid deelwoord van kaufen (zwak) is...

1. gekaufen
2. gekauft
3. gekäuft
4. gekäufen

ENDE

volgende sheet!

Die Hausaufgaben sind:

Woorden Kapitel 1, Lektion 1+2+3

Grammatik A (voltooid deelwoord)

Grammatik B (verleden tijd haben-sein-werden)

Tegenwoordige tijd haben-sein-werden