This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Was machen wir heute?
- SO besprechen
- Lesen
- Plauderecke
- Üben mit der Wörterliste
Slide 1 - Slide
'haben' en 'sein'
Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je n bijna iedere zin nodig. Zeker voor zinnen met een voltooid deelwoord.
Slide 2 - Slide
0
Slide 3 - Video
0
Slide 4 - Video
Opdracht 4 Haben en sein (kader) Vul de juiste vorm in het Duits in.
1. Wir _______________ eine Katze (= een kat). 2. ______________ ihr Hunger (= honger)? 3. ___________ du die Tochter von Herrn Maier? 4. Ich _________ 14. 5. Meine Adresse _____________ Hausmannsallee 112. 6. ____________ Sie die neue Nachbarin (= buurvrouw)? 7. Die Kinder ___________ nicht gefrühstückt (= ontbeten). 8. _____________ du meine Handynummer (= telefoonnummer)?
Slide 5 - Slide
Haben: ich
A
habe
B
hast
C
habt
Slide 6 - Quiz
Sein: du
A
bist
B
bin
C
sind
D
hast
Slide 7 - Quiz
haben: wir
A
habt
B
habe
C
haben
D
sind
Slide 8 - Quiz
sein: ihr
A
sind
B
seit
C
seid
D
ist
Slide 9 - Quiz
haben: ihr
A
haben
B
habt
C
habe
D
hast
Slide 10 - Quiz
Seite 40
- Plauderecke C un D. Wir lesen gemeinsam.
1. samen lezen
2. wissel van rol
3. zonder boek: eentje stelt de vraag en de ander geeft uit het hoofd antwoord
4. wissel van rol
Slide 11 - Slide
Übung 26 en 27 Seite 31
Welke woorden horen samen?
Gebruik Wörterliste D & F in de Lernecke, Seite 38
Werken met het woorden boek
Je krijgt een woordenboek we maken samen opdracht 27
Slide 12 - Slide
Lesen
Ga naar Duitsleren.org/lezen
zoek aan de linkerkant naar een tekst waar A1 achter staat.
Ga nu zelfstandig aan de slag met de teksten
Als afwisseling kun je de Woordenlijsten D, F en G oefenen met slim stampen op je laptop