2HV - les 21

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Toetsweek
  3. Gustar
  4. Ser vs. Hay
  5.  Trabajamos online
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Toetsweek
  3. Gustar
  4. Ser vs. Hay
  5.  Trabajamos online

Slide 1 - Slide

Controlamos los deberes
Voca Unidad 3 1-90 NL-SP
Voca Unidad 4 1-90 NL-SP

Slide 2 - Slide

Toets in de toetsweek
Lees + luister
Persoonlijke voornaamwoorden
Ser
Llamarse (en andere wederkerende ww)
Bijvoeglijk naamwoord
Getallen tot 100 NL - SP
Klokkijken
Tener
Regelmatige werkwoorden
Bezittelijk voornaamwoord
Querer
Gustar
Hay
Korte zinnetjes maken

Slide 3 - Slide

¿Te gusta el español?
1. A ellos _____________________________(gustar) el español.
2. A tí no_______________________________(gustar) las pizzas.
3. A mí y Ricardo no __________________________(gustar) la paella.
4. A vosotros ______________________(gustar) los postres.
5. Ik vind pizza's lekker.
6. Wij houden van Spaans.
7. Ana en Juan vinden paella lekker.
8. Jullie houden van het toetje.



Slide 4 - Slide

¿Te gusta el español?
1. A ellos les gusta el español.
2. A tí no te gustan las pizzas.
3. A mí y Ricardo no nos gusta la paella.
4. A vosotros  os gustan los postres.
5. Me gustan las pizzas.
6. Nos gusta el español.
7. Ana y Juan les gusta la paella.
8. Os gusta el postre

Slide 5 - Slide

GUSTAR

Slide 6 - Slide

1.  te gusta (werkwoord) 
2. les gusta (werkwoord) 
3. les gusta (enkelvoud) 
4. les gusta (werkwoord) 
5. le gusta (werkwoord) 
6. me gusta (werkwoord)
7. te gusta (werkwoord)
8. les gusta (werkwoord) Naam + naam = les
9. le gusta (enkelvoud)
10. le gusta (werkwoord) 
11. nos gustan (meervoud) 
12. le gustan (meervoud) 

Slide 7 - Slide

Hay vs. Ser
Hay = er is / er zijn
- heeft maar 1 vervoeging
- hoeveelheden (getallen, veel, weinig, etc)
- onbepaalde lidwoorden

Ser = zijn
- soy, eres, es, somos, sois, son
- vaste eigenschappen.
- Identiteit (nationaliteit, geslacht, beroep en afkomst)
- Tijd, datums, dagen en gebeurtenissen 
- Waarvan iets gemaakt is, iemand zijn eigendom   

Slide 8 - Slide

Kies uit Ser en Hay
  1. ..... muchos alumnos en la clase (.... veel leerlingen in de klas)
  2. Tú ..... la amiga de Susana              (Jij .... de vriendin van S)
  3. Ana ... española                                   (Ana ... Spaanse)
  4. ..... tres manzanas en la mesa       (... drie appels op de tafel)
  5. ..... las dos y media                             (.... half twee)
  6. ..... muchos deberes                          (..... veel huiswerk)
  7. Juan y tú ..... amigos                          ( Juan en jij .... vrienden)

Slide 9 - Slide

Antwoorden
  1. HAY muchos alumnos en la clase
  2. ERES la amiga de Susana
  3. Ana ES  española
  4. HAY tres manzanas en la mesa
  5. SON las dos y media
  6. HAY muchos deberes
  7. Juan y tú SOIS amigos 

Slide 10 - Slide

Vertaal naar het Spaans
  1. Er zijn veel  kippen
  2. Er is een avondeten
  3. Er zijn 9 uien
  4. Er is toetje
  5. Er zijn peren
  6. Er zijn veel drankjes

Slide 11 - Slide

Vertaal naar het Spaans
  1. Er zijn veel  kippen           -->         HAY MUCHOS POLLOS
  2. Er is een diner                    -->         HAY UNA CENA
  3. Er zijn 9 uien                       -->         HAY NUEVE CEBOLLAS
  4. Er is toetje                            -->         HAY POSTRE
  5. Er zijn peren                        -->         HAY PERAS
  6. Er zijn veel drankjes         -->         HAY MUCHAS BEBIDAS

Slide 12 - Slide

11

Slide 13 - Video

Trabajamos ONLINE

1. Ga naar de LEERMIDDELEN in magister

2. Ga naar compañeros 

3. Klik aan: compañeros huiswerk

4. Klik aan: H4 

5. Klik aan: 4.5 evaluación

6. Maak: alle opdrachten

Slide 14 - Slide

00:15
welke vorm van gustar zegt Eva?
A
me gusta
B
le gustan
C
te gustan
D
te gusta

Slide 15 - Quiz

00:24
¿Cuál es la especialidad de Eva?
¿Qué significa "especialidad?

Slide 16 - Open question

00:36
Wat zou "pepino" zijn?

Slide 17 - Open question

00:48
Escribe 4 ingredientes de esta receta

Slide 18 - Open question

00:59
Hoeveel mensen kunnen van dit recept eten?
A
3
B
4
C
14
D
geen idee

Slide 19 - Quiz

01:34
met welk ingrediënt begint Eva?

Slide 20 - Open question

02:30
wat is "un diente de ajo"?

Slide 21 - Open question

03:39
Welke drie ingredienten gaan er als laatste bij?
A
Brood, zout en olijfolie
B
olijfolie, azijn en suiker
C
olijfolie, peper en zout
D
olijfolie, azijn en zout

Slide 22 - Quiz

04:03
Ze zegt: "Es muy fácil"...
wat bedoelt ze?

Slide 23 - Open question

04:36
Kennelijk ging er iets mis bij de het maken van de Gazpacho... Wat?

Slide 24 - Open question

04:41
¿Te gusta el Gazpacho?
NO
NO SÉ, NUNCA HE PROBADO GAZPACHO

Slide 25 - Poll

Deberes
Voca Unidad 3 1-90 NL-SP
Voca Unidad 4 1-90 NL-SP

Slide 26 - Slide