les 2 begrijpend lezen week 48

Lezen 

- Tijdens het lezen ben je stil.
timer
5:00
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen 

- Tijdens het lezen ben je stil.
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk nakijken (5 minuten)

- Herhaling vorige les en uitleg over het onderwerp (15 minuten)

- Zelfstandig werken (10 minuten)

- Afsluiter (5 minuten)

Slide 2 - Slide

Antwoord opdracht 1
1. Het juiste antwoord bevat: De snackbar stond in Pompeï, een stad die 2000 jaar geleden onder de as kwam te liggen door een vulkaanuitbarsting.
2. a restaurantje
b. Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Een plek waar je eten kunt kopen.
3 a opgegraven
b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: skeletten, schalen of resten van gebouwen.
4 C opknappen
5 Het juiste antwoord bevat: Er is heel veel van over en er zijn eeuwenoude etensresten gevonden.

Slide 3 - Slide

Antwoorden opdracht 2 

1. een soort buideldieren
 
2. Kijken, snuffelen en krabben

3. huisdieren

Slide 4 - Slide

Antwoorden vraag 2
Moeilijke woorden
Strategie
betekenis
afwisselend
omschrijving
van het één naar het ander
bepaalde omstandigheden
voorbeeld
in een situatie
beschouwd
synoniem
dachten
voorheen
synoniem
vroeger
wetenschapper
synoniem
onderzoeker

Slide 5 - Slide

Antwoorden vraag 2
5 Als kangoeroes een doos niet zelf open kunnen maken, geven ze op. niet waar
De kangoeroes kregen een opdracht die ze makkelijk konden uitvoeren. niet waar
Huisdieren kunnen communiceren, omdat ze al jaren bij mensen wonen. waar
6 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: De onderzoekers vinden het bijzonder dat kangoeroes ook kunnen communiceren met mensen.

Slide 6 - Slide

Antwoorden vraag 3 
1 Heel kleine (bewegingen).
2 Je hoofd knikt niet mee en je lijf beweegt niet mee.
3 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld stil.
4 Je hebt er geen controle over.
5 Wetenschappers.
6 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Onderzoekers hebben uitgevonden dat het onmogelijk is om naar muziek te luisteren zonder heel kleine bewegingen te maken.

Slide 7 - Slide

Antwoorden vraag 4 
1 Beiden maken portretten van bekende sterren.

2 Sergei Shmykov maakt kunst met Rubiks kubussen en Natalie Irish maakt kunst met haar lichaam.

3 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik vind de kunstwerken wel bijzonder. Je ziet niet vaak dat iemand kunst maakt met Rubiks kubussen of met haar lichaam. De afbeeldingen vind ik alleen niet zo mooi.

Slide 8 - Slide

Antwoorden vraag 5 
woordbetekenis
Rubiks kubussen: een puzzel in de vorm van een vierkant blok met aan elke zijkant verschillende kleuren
gigantische: grote 
sterren: bekende mensen
excentrieke: bijzondere
lichaamsdelen: delen van je lichaam
vermoeden: van tevoren bedenken

Slide 9 - Slide

Antwoorden vraag 5 
woordraadstrategie
omschrijving
synoniem
voorbeeld
synoniem
voorbeeld
omschrijving

Slide 10 - Slide

Herhaling vorige week. 

Welke 3 strategieën hebben we vorige week geleerd om achter de betekenis van onbekende woorden te komen? 

Slide 11 - Slide

Alle drie de strategieën op een rij: 
1. Een synoniem zoeken:  stoep - trottoir.

2. Een omschrijving zoeken: hardnekkig -  ze houdt vast aan wat ze gezegd heeft.

3. Een voorbeeld zoeken: tekengerei - potloden, wasco en stiften. 

Slide 12 - Slide

Leerdoelen van vandaag.

- Je leert het onderwerp van een tekst bepalen.

- Je leert oriënterend lezen.

Slide 13 - Slide

Onderwerp

Startvraag: Wat is een onderwerp van een tekst?

Slide 14 - Slide

Uitleg onderwerp

Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt het onderwerp in één of een paar woorden zeggen, bijvoorbeeld haaien of hippe games.

Slide 15 - Slide

Onderwerp


Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen. Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, is het niet nodig om de tekst helemaal te lezen. Je leest de tekst dan alleen oriënterend.

Slide 16 - Slide

Zo lees je oriënterend
Bekijk de tekst:

Lees de titel.
Kijk naar de afbeeldingen bij de tekst.
Lees de titels die boven tekstgedeeltes staan. Die titels noem je tussenkopjes.
Kijk of woorden anders gedrukt zijn, bijvoorbeeld vet, schuin, GROOT of gekleurd.
Let op woorden die vaker gebruikt worden.
Lees de eerste alinea (het eerste stukje) van de tekst. Soms is die vetgedrukt.
Als je de tekst oriënterend hebt gelezen, kun je het onderwerp vinden. Geef in één of een paar woorden antwoord op de vraag: waar gaat deze tekst over?






Slide 17 - Slide

Onderwerp of hoofdgedachte?
Hoewel het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst beide antwoord geven op de vraag ‘waar gaat de tekst over?’ is er toch een belangrijk verschil:

Als er wordt gevraagd naar het onderwerp van een tekst, dan is het belangrijk dat je antwoord geeft in één of enkele woorden. Het onderwerp van een tekst mag nooit een volledige zin zijn.
Als er wordt gevraagd naar de hoofdgedachte van een tekst, dan is het juist wél de bedoeling dat je antwoord geeft in één volledige zin.

Slide 18 - Slide

Zijn er vragen?

Dan gaan we nu even oefenen.

Slide 19 - Slide

Wat is het onderwerp van de volgende tekst?
Het was een mooie vakantie. Met de auto zijn we naar een huisje in Spanje gereden. Dit huisje had een zwembad en stond tegenover het strand. We zaten dicht bij een stad en het was heel warm en zonnig weer. We hebben ook veel gezwommen en ijsjes gegeten. Het was heel erg leuk.

Slide 20 - Slide

Antwoord


 vakantie in Spanje. 

Slide 21 - Slide

Wat is het onderwerp van deze tekst?
Zijn sportlessen op school nuttig? Op de basisschool en de middelbare school wordt er gym gegeven. Daarnaast krijgen leerlingen les in ontzettend veel andere belangrijke vakken. Zijn die gymlessen op school wel nuttig? Is het niet verstandiger om meer aandacht te kunnen geven aan de andere vakken en de gymlessen af te schaffen? Veel bewegen op jonge leeftijd is belangrijk voor de motorische ontwikkeling van een kind. Kinderen op de basisschool hebben vaak erg veel energie. Ze vinden het fijn om deze energie kwijt te kunnen raken tijdens de gymles, zodat ze daarna in de klas hun aandacht beter bij de andere vakken kunnen houden.





Slide 22 - Slide

Antwoord


sportlessen op school

Slide 23 - Slide

Aan de slag!
- 0pdracht 4 op bladzijde 18 maken we eerst samen.

- Zelf aan de slag:  maak op bladzijde 15 t/m 18, opdracht 1, 2, 3, 5 en 6. 

- Leg je kaart op rood als je een vraag hebt.
timer
10:00

Slide 24 - Slide

Afsluiter

Het onderwerp en de hoofdgedachte zijn hetzelfde.

waar = groen
niet waar = rood

Slide 25 - Slide

Afsluiter
De hoofgedachte kan je vaak in één woord zeggen. 


waar = groen
niet waar = rood

Slide 26 - Slide

Afsluiter

Waar de tekst over gaat is het onderwerp van de tekst. Het onderwerp kan je vaak in één woord zeggen. 

waar = groen
niet waar = rood

Slide 27 - Slide

Afsluiter
Moeilijk en makkelijk zijn synoniemen. 


waar = groen 
niet waar = rood

Slide 28 - Slide

Afsluiter
Mensen gaan minder op vakantie naar het buitenland, maar boeken steeds vaker een vakantie in Nederland.
 Het onderwerp is: vakantie.

groen = waar
rood = niet waar

Slide 29 - Slide