2 AHA K7 - Grammatik - Persoonlijke voornaamwoorden

1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je kunt het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de vierde naamval gebruiken en
je kunt de voorzetsels in de vierde naamval gebruiken

Slide 2 - Slide

Agenda
1. Seite 116 + uitlegfilm
2. Seite 119 + uitlegfilm
3. lesson up uitleg
3. Seite 117 - 120  Aufgaben 18 - 26
Klaar? Slim Stampen K6 E Grammatik

Slide 3 - Slide

Het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de vierde naamval (Akkusativ) & de voorzetsels (die Präpositionen) met de vierde naamval
Grammatik A & B van Kapitel 7

Slide 4 - Slide

Wat zijn ook alweer persoonlijke voornaamwoorden? Benoem een voorbeeld!

Slide 5 - Mind map

Deze hebben we al geleerd...
ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij 
sie 
u
Sie
Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de eerste naamval (Nominativ)


wie
wer (vragend voornaamwoord)

Slide 6 - Slide

Dit is nieuw...
mij
mich
jou
dich
hem
ihn
haar
sie
het
es
ons
uns
jullie
euch
hen
sie
u
Sie
Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de vierde naamval (Akkusativ)



wie
wen (vragend voornaamwoord)

Slide 7 - Slide

Valt je iets op aan deze zinnen?

Slide 8 - Slide

De voorzetsels van de vierde naamval
durch
door
für
voor (ten behoeve / gunste van)
ohne
zonder
um
om
bis
tot
gegen
tegen
Na deze voorzetsels volgt dus de vierde naamval (Akkusativ) 

Slide 9 - Slide

En is je iets opgevallen?

Slide 10 - Mind map

En valt je hier iets aan op?

Slide 11 - Slide

En is je hier iets opgevallen?

Slide 12 - Mind map

Hoe zeg je 'zonder mij'?

Slide 13 - Open question

Hoe zeg je 'tegen jullie'?

Slide 14 - Open question

Hoe zeg je 'voor jou'?

Slide 15 - Open question

Hoe zeg je 'om haar'?

Slide 16 - Open question

Hoe zeg je 'door hem'?

Slide 17 - Open question

Welke stelling is op jou van toepassing?
A
Ik vind dit nog moeilijk (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (kwestie van oefenen)
C
Ik snap en kan dit (bijna alles goed)
D
Ik kan het een ander uitleggen

Slide 18 - Quiz