19 januari - herhaling en lijdend voorwerp

Welkom!
Lezen
Huiswerk bespreken
Leren over Lijdend voorwerp

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Lezen
Huiswerk bespreken
Leren over Lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Nakijken
Cursus 5 grammatica paragraaf 1 (opdracht 1 t/m 4) en 3 (opdracht 1 t/m 4)

Slide 2 - Slide

Hoe vind je de PV ook alweer?

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
- Tijdproef
Gisterenmiddag heb ik een aardig stuk gefietst.
Gisterenmiddag had ik een aardig stuk gefietst.


- Getalsproef
Gisterenmiddag hebben wij een stuk gefietst.


- Vraagzin
Heb ik gisterenmiddag een stuk gefietst?

Slide 4 - Slide

Werkwoordsvormen benoemen
- Je zoekt eerst altijd de persoonsvorm.
 

- Is er maar één werkwoord in de zin, dan is dit sowieso de persoonsvorm.


- Zijn er meerdere werkwoorden in de zin, dan zoek je na de persoonsvorm pas de andere werkwoordsvormen. (werkwoordelijk gezegde)

Slide 5 - Slide

Hoe vind je het onderwerp ook alweer?

Slide 6 - Slide

Wie/Wat + gezegde?
Jan heeft een banaan gegeten

Wie heeft een banaan gegeten? Jan

Slide 7 - Slide

Wat zijn zinsdelen ook alweer?

Slide 8 - Slide

Zinsdelen
- Je kunt een zin verdelen in woorden en/of woordgroepen.

- Een zinsdeel heeft een eigen functie.


Vorige week heb ik onze grote kerstboom versierd.


- Welke woorden horen bij elkaar?

Slide 9 - Slide

Zinsdelen
Stap 1: Zoek de persoonsvorm(en) (d.m.v. de tijd- of getalsproef). Zet vervolgens een streep voor en na de persoonsvorm.

 
Vorige week |heb| ik onze grote kerstboom versierd.

Slide 10 - Slide

Zinsdelen
Stap 2: Je maakt gebruik van de verplaatsingsproef. --> Je kunt een zinsdeel voor de persoonsvorm plaatsen zonder dat de zin een andere betekenis krijgt.

Ik |heb| vorige week onze grote kerstboom versierd.
Onze | heb | ik vorige week grote kerstboom versierd.
Onze grote kerstboom |heb | ik vorige week versierd.

Slide 11 - Slide

Zinsdelen
Stap 3: Elk zinsdeel wat ik voor de persoonsvorm kan plaatsen krijgt een verticaal streepje voor en na het zinsdeel.

Vorige week | heb | ik | onze grote kerstboom | versierd.

Slide 12 - Slide

Wat is een lijdend voorwerp?

Slide 13 - Slide

Lijdend voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp (ding/persoon/dier/plant)
dat het onderwerp nodig heeft 
om de handeling uit te voeren.

Slide 14 - Slide

Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel!

Slide 15 - Slide

Noteer de antwoorden op de volgende vragen IN STILTE in je schrift

Slide 16 - Slide

Welke opgaven moeten we maken?​
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in

Slide 17 - Quiz

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's

Slide 18 - Quiz

De verliefde jongen kocht een roos.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in

Slide 19 - Quiz

Maak in stilte Cursus 5 Grammatica, paragraaf 5: opdracht 1 t/m 4, 7 en 8 


10 minuten

Slide 20 - Slide

Zinsdeelstrepen
Een zin verdelen we in zinsdelen om een duidelijke overzicht te krijgen.
Alle stukjes kun je dan een naam geven, zoals pv, o, lv, etc. 

Dit is een lastig onderdeel. Als je dit fout doet, gaat de rest ook fout. 
Zinsdeelstrepen

Slide 21 - Slide

Zinsdeelstrepen
STAPPENPLAN
1. Onderstreep de persoonsvorm
2. Zet strepen om de persoonsvorm heen
3. Zet strepen om de andere werkwoorden
4. Probeer de zinsdelen die 'over' zijn voor de pv te zetten. 
Zinsdeelstrepen

Slide 22 - Slide

Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.
Kijk welk deel voor de persoonsvorm kan.
Dit deel is dan een zinsdeel.

Slide 23 - Slide

Voorbeeld
Ik teken de prachtige bloemen.
Ik | teken | de prachtige bloemen.

Mijn buurjongen vindt zijn verjaardag spannend. 
Mijn buurjongen | vindt | zijn verjaardag | spannend. 
1. pv zoeken
2. alles voor de pv is één zinsdeel
3. zoek de andere werkwoorden
4. plaats zinsdelen voor de pv

Slide 24 - Slide