This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom!
Lezen
Huiswerk bespreken
Leren over Lijdend voorwerp
Slide 1 - Slide
Nakijken
Cursus 5 grammatica paragraaf 1 (opdracht 1 t/m 4) en 3 (opdracht 1 t/m 4)
Slide 2 - Slide
Hoe vind je de PV ook alweer?
Slide 3 - Slide
Persoonsvorm
- Tijdproef
Gisterenmiddag heb ik een aardig stuk gefietst.
Gisterenmiddag had ik een aardig stuk gefietst.
- Getalsproef
Gisterenmiddag hebben wij een stuk gefietst.
- Vraagzin
Heb ik gisterenmiddag een stuk gefietst?
Slide 4 - Slide
Werkwoordsvormen benoemen
- Je zoekt eerst altijd de persoonsvorm.
- Is er maar één werkwoord in de zin, dan is dit sowieso de persoonsvorm.
- Zijn er meerdere werkwoorden in de zin, dan zoek je na de persoonsvorm pas de andere werkwoordsvormen. (werkwoordelijk gezegde)
Slide 5 - Slide
Hoe vind je het onderwerp ook alweer?
Slide 6 - Slide
Wie/Wat + gezegde?
Jan heeft een banaan gegeten
Wie heeft een banaan gegeten? Jan
Slide 7 - Slide
Wat zijn zinsdelen ook alweer?
Slide 8 - Slide
Zinsdelen
- Je kunt een zin verdelen in woorden en/of woordgroepen.
- Een zinsdeel heeft een eigen functie.
Vorige week heb ik onze grote kerstboom versierd.
- Welke woorden horen bij elkaar?
Slide 9 - Slide
Zinsdelen
Stap 1: Zoek de persoonsvorm(en) (d.m.v. de tijd- of getalsproef). Zet vervolgens een streep voor en na de persoonsvorm.
Vorige week |heb| ik onze grote kerstboom versierd.
Slide 10 - Slide
Zinsdelen
Stap 2: Je maakt gebruik van de verplaatsingsproef. --> Je kunt een zinsdeel voor de persoonsvorm plaatsen zonder dat de zin een andere betekenis krijgt.
Ik |heb| vorige week onze grote kerstboom versierd.
Onze | heb | ik vorige week grote kerstboom versierd.
Onze grote kerstboom |heb | ik vorige week versierd.
Slide 11 - Slide
Zinsdelen
Stap 3: Elk zinsdeel wat ik voor de persoonsvorm kan plaatsen krijgt een verticaal streepje voor en na het zinsdeel.
Vorige week | heb | ik | onze grote kerstboom | versierd.
Slide 12 - Slide
Wat is een lijdend voorwerp?
Slide 13 - Slide
Lijdend voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp (ding/persoon/dier/plant)
dat het onderwerp nodig heeft
om de handeling uit te voeren.
Slide 14 - Slide
Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.
Let op: het lijdend voorwerp begint
NOOITmet een voorzetsel!
Slide 15 - Slide
Noteer de antwoorden op de volgende vragen IN STILTE in je schrift
Slide 16 - Slide
Welke opgaven moeten we maken? Wat is het lijdend voorwerp?
A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in
Slide 17 - Quiz
Onze leraar verzamelt oude lp’s.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's
Slide 18 - Quiz
De verliefde jongen kocht een roos. Wat is het lijdend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in
Slide 19 - Quiz
Maak in stilte Cursus 5 Grammatica, paragraaf 5: opdracht 1 t/m 4, 7 en 8
10 minuten
Slide 20 - Slide
Zinsdeelstrepen
Een zin verdelen we in zinsdelen om een duidelijke overzicht te krijgen.
Alle stukjes kun je dan een naam geven, zoals pv, o, lv, etc.
Dit is een lastig onderdeel. Als je dit fout doet, gaat de rest ook fout.
Zinsdeelstrepen
Slide 21 - Slide
Zinsdeelstrepen
STAPPENPLAN
1. Onderstreep de persoonsvorm
2. Zet strepen om de persoonsvorm heen
3. Zet strepen om de andere werkwoorden
4. Probeer de zinsdelen die 'over' zijn voor de pv te zetten.
Zinsdeelstrepen
Slide 22 - Slide
Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.
Kijk welk deel voor de persoonsvorm kan.
Dit deel is dan een zinsdeel.
Slide 23 - Slide
Voorbeeld
Ik teken de prachtige bloemen.
Ik | teken | de prachtige bloemen.
Mijn buurjongen vindt zijn verjaardag spannend.
Mijn buurjongen | vindt | zijn verjaardag | spannend.