pouvoir et vouloir

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

chap 7/ programme 

- bron C 

-bron d 

- cito luisteren 

bron C 

-présent 

- imparfait 

-futur

-passé-composé 

onregelmatig werkwoord 

- pouvoir 

- vouloir 

pouvoir betekent mogen en kunnen

1. waar
2. niet waar

Hoe zeg je in het Frans
'Zij heeft gewild'

1. Elles ont pu
2. Elles ont voulu
3. Elle a pu
4. Elle a voulu

Hoe zeg je in het Frans
'Jij hebt gekund'

1. Tu as pu
2. Tu as voulu
3. Vous avez pu
4. Vous avez voulu

Zet in de juiste volgorde:
aller -aux toilettes - peux - je - ?

Zelfstandig werken 

1. Wat?  oefening 13 D-E + 14 A-B-C blz 92
2. Hoe?  alleen, maar overleggen mag wel (fluisteren) 
3. Hoelang? 15 min
4. wat doen ik als ik klaar ben? 14 D + 15 blz 93
   
5. hulp: bron C blz 86

bron D 

- oefenen met uitspraak 

hoe samen! 

cito luisteren