Quiz Time 1

• EHBO
• MBO
• Studiejaar 3

Examentraining

Ga naar https://lessonup.app/ en voer de pincode in

1. Wat is altijd het eerste dat je doet als je gaat hulpverlenen?

1. Bewustzijn checken
2. aanschudden / aanspreken
3. STOP-procedure
4. 112 bellen

2. De ......... zorgcirkel gaat over direct levensbedreigende letsels

1. Groene
2. Rode
3. Gele

3. Bij een bewusteloos slachtoffer controleer je

1. de ademhaling
2. de hartslag
3. de ademhaling en de hartslag
4. het bewustzijn

4. Het controleren van bewustzijn doe je door

1. te roepen
2. te vragen hoe het gaat met het slachtoffer
3. het slachtoffer door elkaar te schudden en te vragen hoe het gaat
4. het slachtoffer voorzichtig aan de schouder te schudden en te vragen hoe het gaat

5. Het controleren van de ademhaling doe je door

1. je hand op de buik van het slachtoffer te leggen
2. de kinlift uit te voeren
3. de kinlift uit te voeren en 10 seconden te kijken, luisteren en voelen
4. te gaan beademen

6. CPR is

1. een enge ziekte
2. reanimatie
3. een apparaat om schokken mee te geven
4. een techniek om slachtoffers te vervoeren

7. Als je een volwassen slachtoffer (géén drenkeling!) reanimeert begin je met

1. 5 beademingen
2. 15 compressies
3. 30 compressies
4. 2 beademingen

8. Als je een kind reanimeert begin je met

1. 5 beademingen
2. 15 compressies
3. 30 compressies
4. 2 beademingen

9. Als je een baby reanimeert begin je met

1. 5 beademingen
2. 15 compressies
3. 30 compressies
4. 2 beademingen

10. Bij de reanimatie van een baby en een kind begin je met 5 beademingen. Daarna doe je

1. 15 compressies en 2 beademingen
2. 15 compressies en 5 beademingen
3. 30 compressies en 2 beademingen
4. 30 compressies en 5 beademingen

11. Om te controleren op bloedingen gebruik je de HOLK-methode. HOLK staat voor:

1. Hoofd Schouders Knie en Teen
2. Hoofd Oksels Liezen Knieën
3. Hersens Ogen Luchtpijp Keel
4. Hart Oren Luchtpijp Keel

12. Het uitvoeren van CPR voordat de ambulance arriveert:

1. Levert zelden voordelen op
2. Vergroot de overlevingskans na een hartstilstand
3. Verkleint het succes van reanimeren na een hartstilstand
4. Maakt het uitvoeren van reanimatie door de ambulance diensten moeilijker.

13. Bij verstikking laat je het slachtoffer hoesten. Als dit niet lukt begin je met

1. 5 buikstoten
2. 5 rugstoten
3. de Rautek greep
4. reanimatie

14. De greep van Heimlich is

1. de greep die je gebruikt om een slachtoffer te verplaatsen.
2. de greep die je gebruikt om te proberen een verstikking te verhelpen. Deze naam wordt niet meer gebruikt.

15. Bij de HOLK-methode controleer je Hoofd Oksels Liezen Knieën om te controleren op bloedingen. Waarom?

1. Omdat daar de slagaders lopen
2. Omdat je daar goed kunt controleren of het slachtoffer tegen kietelen kan

16. De EHBO-er moet het slachtoffer continu blijven observeren om er zeker van te zijn dat.....

1. de luchtweg open blijft.
2. Er ademhaling aanwezig is
3. Bloedingen onder controle zijn
4. Alle antwoorden zijn goed

17. Wat betekent AED?

1. Automatische Elektrische Defibrillator
2. Automatische Externe Defibrillator
3. Automatische Energie Doorgever
4. Automatic External Desensitizer

18. Welke van de volgende uitspraken over de eerste beoordeling is correct?

1. Controleer de omgeving (STOP) - Controleer de luchtweg - Controleer het bewustzijnsniveau - Controleer de ademhaling, - Controleer op bloedingen - Controleer op shock.
2. Controleer de omgeving (STOP) - Controleer het bewustzijnsniveau - Controleer de luchtweg - Controleer de ademhaling - Controleer op bloedingen - Controleer op shock.
3. Controleer op bloedingen - Controleer op shock - Controleer de luchtweg - Controleer het bewustzijnsniveau - Controleer de ademhaling - Controleer de omgeving (STOP).
4. Controleer de ademhaling - Controleer op bloedingen - Controleer de omgeving (STOP) - Controleer het bewustzijnsniveau - Controleer op shock - Controleer de luchtweg.

19. De meest voorkomende oorzaak van een luchtweg obstructie (= blokkade) bij een bewusteloze volwassen patiënt is:

1. Luchtweg obstructie door vreemde voorwerpen
2. Door de tong
3. Door trauma
4. Buikpijn

20. Borstcompressies moeten worden uitgevoerd met een snelheid van ongeveer ........ compressies per minuut en een verhouding van ..... compressie ten opzichte van ....... beademingen.

1. 100/120 – 30 – 2
2. 60/80 – 30 – 2
3. 100/120 – 30 – 15
4. 60/100 – 2 - 30

21. De meeste bloedingen kunnen gemakkelijk worden bedwongen door

1. Een tourniquet
2. Drukpunten
3. Directe druk op de wond uitoefenen
4. Nooddiensten waarschuwen

22. Wat zorgt ervoor dat lichaamsweefsels onvoldoende zuurstof krijgen:

1. Beroerte
2. Gewijzigd bewustzijns niveau
3. Hypothermie
4. Shock

23. Een patiënt wiens huid blauw, koud en klam is, die onrustig is en daarbij een oppervlakkige ademhaling heeft met een snelle en zwakke pols, lijdt waarschijnlijk aan:

1. Oververhitting
2. Shock
3. Hypothermie
4. Suikerziekte

24. De hulpverlening van een patiënt met shock bestaat uit:

1. Altijd zo snel mogelijk een epi-pen gebruiken
2. De patiënt te drinken geven als hij / zij daar om vraagt
3. De patiënt laten liggen en warm houden
4. Alle bovenstaand antwoorden zijn goed

25. De AED

1. Brengt het hart weer op gang
2. Stopt het fibrilleren van het hart
3. Zorgt ervoor dat je niet meer hoeft te reanimeren
4. Hoef je niet aan te sluiten als de ambulance al onderweg is