U3 les 10 - 16 janvier

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Slide

Lundi 16 janvier
Les objectifs pour aujourd'hui :

- Jij kunt de woorden van Apprendre 1 tot en met 6 van Unité 3 begrijpen, vertallen en in zinnen gebruiken;

- Jij kunt de werkwoorden "aimer, détester, préférer, adorer" in zinnen gebruiken.

Slide 2 - Slide

Noem zo veel mogelijk schoolvakken. Gebruik het lidwoord.

Slide 3 - Open question

Noem zo veel mogelijk werkwoorden op -er

Slide 4 - Open question

Zet in de goede vorm
Nous (préférer)
A
nous préfére
B
nous préférons
C
nous préférez
D
nous préférent

Slide 5 - Quiz

A. Adorer
B. Détester
C. Aimer
D. Préferer
Houden van
Liever hebben/voorkeur
Dol zijn op
Een hekel hebben aan

Slide 6 - Drag question

Hoe zeg je in het Frans: houden van ?
A
préférer
B
adorer
C
aimer
D
détester

Slide 7 - Quiz

Welk lidwoord krijg je altijd na een meningswerkwoord?
(aimer, détester, préférer, adorer)
A
un / une
B
du / de la / de l' / des
C
le / la / l' / les
D
de / d'

Slide 8 - Quiz

Vertaal "ik hou van biologie"
A
j'aime biologie
B
j'adore biologie
C
j'aime la biologie
D
j'adore la biologie

Slide 9 - Quiz

dol zijn op
A
préférer
B
adorer
C
aimer
D
détester

Slide 10 - Quiz

Vertaal "ik hou van geschiedenis"

Slide 11 - Open question

Vertaal "jij speelt piano"

Slide 12 - Open question

Lundi, mardi, mercredi, jeudi, vendredi, samedi et dimanche, ce sont .... de la semaine (week)
A
comme
B
presque
C
beaucoup
D
tous les jours

Slide 13 - Quiz

de tegenstelling van "beaucoup" is:

Slide 14 - Open question

Il y a 365 jours dans :
A
une fois
B
un mois
C
une année
D
une semaine

Slide 15 - Quiz

jouer + de / jouer + à
Regarde bien :
Je joue au basketball                   / Je joue de la guitare
Je joue au tennis                            / Je joue du piano

= quelle est la différence ? 
Pourquoi ?

Slide 16 - Slide

De + le = du; de + les = des ; à + le = au; à + les = aux

Tout le monde chante !
De plus le, c'est du;
de plus les, c'est des;
à plus le, c'est au;
à plus les, c'est aux avec un "x" !

Slide 17 - Slide

de + le =

Slide 18 - Open question

à + le =

Slide 19 - Open question

Jouer + à ("spelen aan")
Je joue à la tablette  (la = vrouwelijke woord)
  
Je joue au basketball (le basketball = mannelijke woord = à + le = au)

Je joue aux jeux vidéos (les jeux vidéos = meervoud = à + les = aux)

Slide 20 - Slide

Jouer + de ("spelen van")
Voor een muziekinstrument / pour un instrument de musique

 

Je joue de la trompette
Je joue du piano (le piano = mannelijke woord = de + le = du)

Slide 21 - Slide

Faire de / jouer à / jouer de 
Faire + de
Jouer + à
behalve: jouer + de + muziekinstrument

Slide 22 - Slide

Wat is niet correct?
A
jouer au tennis
B
jouer du piano
C
jouer des échecs
D
faire du théâtre

Slide 23 - Quiz

Waarom is "jouer des échecs" niet correct, en wat moet het zijn?

Slide 24 - Open question

Faire de / jouer à / jouer de : Apprendre 6
jouer au tennis

jouer aux échecs

jouer du piano

faire du théâtre

Slide 25 - Slide

Zelfstandig werken
1/ Lees de dialoog "Les sept hobbys de Charlène", page 98.
2/ Maak de volgende opdrachten:
- exercice 19, page 99
- exercice 20, page 100

2/ Vragen stellen en spreken in duo: exercice 22B, page 101

Slide 26 - Slide