Signaalwoorden, tekstverbanden - alleen oefenen

Meer dan lezen 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Meer dan lezen 

Slide 1 - Slide

Verder met tekstverbanden

Slide 2 - Slide

Begrijpend lezen


Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Je leert wat tekstverbanden zijn.
  • Je leert wat signaalwoorden zijn.
  • Je leert eerst signaalwoorden die bij het opsommend, tegenstellend en toelichtend tekstverband horen.

Slide 4 - Slide

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 5 - Slide

Opsommend tekstverband

Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
2:00

Slide 8 - Slide

Tegenstellend verband

Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, etc.

Slide 9 - Slide

Voorbeeld tegenstellend verband
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot. 

Slide 10 - Slide


Toelichtend verband

Bij een toelichtend verband wordt extra informatie (een uitleg of een voorbeeld) gegeven over een onderwerp. 

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou etc.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld toelichtend verband
Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.

Slide 12 - Slide

Lezen
Een tekstverband is een verband tussen alinea's, zinnen en woorden. Je herkent ze aan de signaalwoorden. 
1. Tegenstellend tekstverband
2. Chronologisch tekstverband
3. Opsommend tekstverband
4. Toelichtend tekstverband (voorbeeld)

Slide 13 - Slide

Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft wil nieuwe kleren, maar ze heeft geen geld meer.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Slide 14 - Slide

Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Slide 15 - Slide

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.

Slide 16 - Slide

Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 17 - Slide

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 18 - Slide

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 19 - Open question

De tekstverbanden:
1. Chronologisch tekstverband
2. Opsommend tekstverband
3. Tegenstellend tekstverband
4. Toelichtend tekstverband
5. Concluderend tekstverband
6. Doel-middelverband
7. Oorzakelijk verband
8. Redengevend verband
9. Samenvattend verband
10. Vergelijkend verband



Slide 20 - Slide

Chronologisch verband
geeft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan.
Gisteren zijn we eerst naar de supermarkt gegaan om boodschappen te doen. 

Slide 21 - Slide

Chronologisch verband 
Signaalwoorden

daarna, dan, eens, eerst, inmiddels, intussen, later, nadat, nu, ooit, terwijl, toen, uiteindelijk, vervolgens, voordat, vroeger
Voorbeeld

Toen we terugkwamen van vakantie, bleek dat er was ingebroken

Slide 22 - Slide

Concluderend verband
trekt de auteur een conclusie uit eerdere informatie in de tekst.

Kortom, stop met vapen, want dan ben je veel cooler. 

Slide 23 - Slide

Concluderend verband
al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus, kortom 

Slide 24 - Slide

Opsommend verband
worden bepaalde zaken achter elkaar beschreven.

Slide 25 - Slide

Opsommend verband
bovendien, daarnaast, en, niet alleen ... (maar) ook, om te beginnen, ook (nog), ten eerste, ten tweede, ten slotte, verder, vervolgens

Ik vind dat we hier goed naar moeten kijken. Ten eerste heeft het invloed op de sfeer in de klas. Bovendien zorgt het voor veel onrust. 

Slide 26 - Slide

Tegenstellend verband
laat tegenovergestelde zaken zien.

Slide 27 - Slide

Tegenstellend verband
aan de ene kant … aan de andere kant, (daar staat) tegenover, daarentegen, echter, hoewel, maar, ofschoon, ondanks dat, toch

Hoewel de Tweede Kamer hier nog over moet debatteren, lijkt er een meerderheid voor dit wetsvoorstel te zijn.

Slide 28 - Slide

Toelichtend verband
wordt extra informatie bij een onderwerp gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Slide 29 - Slide

Toelichtend verband
als, bijvoorbeeld, denk (maar) aan, neem nou, zo, zoals


Dat hebben we in het verleden al eerder gezien. Denk maar aan 9/11. 


Slide 30 - Slide

Toch vrezen wij voor onze banen.
Welk tekstverband is het?
A
Chronologisch
B
Samenvattend
C
Tegenstellend
D
Opsommend

Slide 31 - Quiz

Ter illustratie wil ik u het volgende laten zien.
Welk tekstverband is dit?
A
Toelichtend
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Chronologisch

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Video