VZ - 22/23 - 1.1 Wat is een verzorgingsstaat?

Maatschappijleer
1 / 21
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Maatschappijleer

Slide 1 - Slide

Begrippen bij Maatschappijleer
Waarden = uitgangspunten of principes die mensen belangrijk vinden in hun leven en die ze willen nastreven.
Bijv. eerlijkheid, betrouwbaarheid

Normen
 = Opvattingen over hoe je op grond van een bepaalde waarde je moet gedragen. 
Bijv. [eerlijkheid] niet stelen, [betrouwbaarheid] niet liegen

Slide 2 - Slide

Normen en waarden verschillen

  • Normen en waarden botsen regelmatig. Tolerantie betekent dat je mensen met andere normen en waarden accepteert.

  • Soms zijn verschillen te groot, dan vind je gedrag van anderen asociaal. Je hoeft niet alles te tolereren.

Slide 3 - Slide

Begrippen bij Maatschappijleer
Kernconcepten:
1. Macht = vermogen om het gedrag van anderen dwingend te beïnvloeden.
2. Sociale ongelijkheid = een ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen en politieke macht. 
3. Sociale cohesie = de mate waarin mensen door onderlinge bindingen het gevoel hebben bij elkaar te horen.

Slide 4 - Slide

Begrippen bij Maatschappijleer
Maatschappelijk vraagstuk:
  1. Grote groepen in de samenleving ondervinden de gevolgen.
  2. Tegengestelde belangen spelen mee.
  3. Er is een gemeenschappelijke oplossing nodig. 

Belang = voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft.
Dilemma = lastige keuze uit 2 of meer alternatieven die allemaal duidelijk nadelen hebben. 

Slide 5 - Slide

Domeinen van Maatschappijleer

Slide 6 - Slide

1. Wat is een verzorgingsstaat?
2. Ontstaan verzorgingsstaat
3. Sociale partners en de overheid
4. Verzorgingsstaat, de praktijk
5. Werk en sociale mobiliteit
6. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt
7. De verzorgingsstaat onder druk

Slide 7 - Slide

Verzorgingsstaat
  • De overheid bemoeit zich actief met de welvaart en het welzijn van haar inwoners.

  • Welvaart = de mate waarin mensen over voldoende middelen beschikken om hun behoeften te vervullen.
  • Welzijn = de mate waarin mensen tevreden zijn over hun lichamelijke en geestelijke gezondheid.

De overheid heeft sociale grondrechten opgenomen in de grondwet: 
De overheid heeft een inspanningsverplichting, geen resultaatverplichting! 

Slide 8 - Slide

Verzorgingsstaat
  • Solidariteitsgedachte = in een groep of samenleving is er de bereidheid om risico's met elkaar te delen. 
  • Overheid: wetten om solidariteit af te dwingen'
    >> bijvoorbeeld uitkeringen verschaffen. 
  • Collectief belang = geldt voor meerdere mensen.
    >> het kan jou ook overkomen.
  • Collectieve goederen = goederen waarvan 
    niemand uitgesloten kan worden, ook niet 
    degenen die er niet voor betalen. 
    >> dilemma: "free riders"


Slide 9 - Slide

Wat is een verzorgingsstaat?
A
Een land waar genoeg ziekenhuizen beschikbaar zijn voor de burgers
B
Alle maatregelen die ervoor zorgen dat burgers hun basisbehoeften kunnen vervullen
C
Een land waar de overheid verplicht is om volledig voor haar inwoners te zorgen.
D
Een land waar de overheid de burgers helpt als dat nodig is.

Slide 10 - Quiz

In een groep op samenleving is er de bereidheid om risico's met elkaar te delen.
Welk begrip hoort hierbij?
A
Verzorgingsstaat
B
Solidariteitsgedachte
C
Collectief belang
D
Collectieve goederen

Slide 11 - Quiz

Rechten en plichten
In de grondwet staan sociale grondrechten >> overheid moet hier actief naar streven. 
  • Voldoende werkgelegenheid.
  • Bestaanszekerheid en de spreiding van welvaart.
  • De bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.
  • Volksgezondheid, voldoende woongelegenheid en maatschappelijke/culturele ontplooiing.
  • Goed onderwijs.

Slide 12 - Slide

Rechten en plichten
Daar staan ook verplichtingen tegenover:
  • Sollicitatieplicht >> invloed op uitkering. 
  • Betalen van premies voor verzekeringen

Slide 13 - Slide

Belangrijke terreinen
Er zijn drie terreinen:
  1. Onderwijs
  2. Gezondheidszorg
  3. Sociale zekerheid

Verschillende actoren:
  1. Overheid
  2. Burgers
  3. Maatschappelijk middenveld 
  4. Bedrijven
Marktwerking
Marktwerking betekent dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders met elkaar concurreren om de consument doelmatig en op maat van zorg te voorzien.
Voordelen: Het zou betekenen dat zorg goedkoper zou moeten worden door concurrentie binnen de zorgaanbieders. Er zouden ook kortere wachtlijsten zijn hierdoor. 
Nadelen: Krijg jij nog wel de juiste zorg als met die zorg winst gemaakt moet worden? Stel je hebt een zeldzame ziekte , dan kan er geen winst worden gemaakt op jouw medicijn. Krijg je het dan nog wel?
Blz. 206 uitgaven en inkomsten VZ
Bekijk deze afbeelding.

Slide 14 - Slide

Maatschappelijk middenveld
Organisaties die tussen de overheid en de individuele burger in staan en die verschillende groepen vertegenwoordigen. 
>> regelen zaken die niet door de overheid of bedrijven worden opgepakt.

Sociale partners >> behoren tot het maatschappelijk middenveld. 
>> Werknemers- en werkgeversorganisaties
>> Overleggen met elkaar en sluiten per branche een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) af. 

Nederland staat bekend om haar compromissen >> poldermodel

Slide 15 - Slide

Stelling:
In een verzorgingsstaat heeft de burger geen plichten, maar wel rechten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Wat is geen actor in de verzorgingsstaat?
A
Overheid
B
Burger
C
Bedrijven
D
Sociale zekerheid

Slide 17 - Quiz

Stelling:
Het overgrote deel van de inkomsten van de staat komt voort uit verzekeringspremies.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Wat is een CAO?
A
Dat is een overeenkomst tussen werkgevers over de arbeidsvoorwaarden binnen een bepaalde bedrijfstak
B
Dat is een overeenkomst tussen werknemers over de arbeidsvoorwaarden binnen een bepaalde bedrijfstak
C
Dat is een overeenkomst tussen werkgevers en overheidsinstanties over de arbeidsvoorwaarden binnen een bepaalde bedrijfstak
D
Dat is een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over de arbeidsvoorwaarden binnen een bepaalde bedrijfstak.

Slide 19 - Quiz

Waarom staat Nederland bekend?
A
De collectieve arbeidsovereenkomsten
B
Haar uitzonderlijke verzorgingsstaat
C
Het poldermodel
D
Het onderwijs

Slide 20 - Quiz

Aan de slag:
Reader: 
Paragraaf 1: maak opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

Klaar? Maak een begrippenlijst van paragraaf 1 en/of een samenvatting.

Slide 21 - Slide