This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Opdracht bij paragraaf 4.3 Crisistijd.
Slide 1 - Slide
Spelregels
Deze lesson-up maak je voor een cijfer.
Je mag geen vragen verbeteren of meerdere keren beantwoorden. Dan wordt de vraag sowieso fout gerekend.
Je mag geen internet gebruiken om dingen op te zoeken.
Je mag alleen je lesboek of de informatie uit deze lesson-up gebruiken voor je antwoorden.
Je maakt de lesson-up alleen. Je mag niet overleggen.
Slide 2 - Slide
De Jaren 30 in Duitsland
Het Duitse volk is tijdens de jaren '20 en '30 erg ontevreden over hun huidige leiders.
Hoe komt dat?
Bekijk de volgende 3 dia's en het filmpje
Is de tekst niet goed te lezen? Lees dan de teksten in je boek op blz. 76 en 77
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
De economische crisis
In 1929 stort de beurs in de VS in.
Ook voor Europa is dit het begin van een zware economische crisis. De mensen hebben geen werk, geen uitkering, geen eten.
De crisis en de herstelbetalingen treffen Duitsland dubbel hard en de Duitse regeringsleiders krijgen het probleem niet opgelost.
Slide 5 - Slide
Is Hitler de redding?
Hitler is de leider van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)
Als de NSDAP mee doet aan de verkiezingen belooft Hitler:
Duitsland wordt weer groot en machtig
werk voor alle Duitsers
zich niet meer te houden aan het Verdrag van Versailles
Voor veel Duitsers is hij de laatste hoop!
Slide 6 - Slide
1933: Verkiezingen
De NSDAP heeft de verkiezingen gewonnen en Hitler wordt gevraagd als (minister-president).
Hij moet nog wel met andere politieke partijen samenwerken.
Slide 7 - Slide
Om welke reden stemde veel Duitsers tijdens de verkiezingen op Hitlers partij?
Slide 8 - Open question
Hoe heet de politieke partij van Hitler?
Slide 9 - Open question
Wat is een economische crisis?
A
Als het heel goed gaat met de economie en iedereen werk heeft.
B
Als het heel goed gaat met de economie, maar niet iedereen werk heeft.
C
Als het heel slecht gaat met de economie en iedereen werk heeft.
D
Als het heel slecht gaat met de economie en veel mensen werkloos zijn.
Slide 10 - Quiz
Wanneer brak de economische crisis uit?
A
1919
B
1929
C
1939
D
1940
Slide 11 - Quiz
In welk jaar werd Hitler rijkskanselier (regeringsleider) van Duitsland?
Slide 12 - Open question
Op welke manier is Hitler rijkskanselier van Duitsland geworden?
A
Hij heeft met geweld de macht overgenomen (staatsgreep)
B
Hij was familie van de vorige rijkskanselier en volgde hem daarom op.
C
Zijn politieke partij werd de grootste in de verkiezingen.
Slide 13 - Quiz
Voor de volgende vragen lees de volgende 2 dia's of de tekst in je boek op blz. 77
Slide 14 - Slide
Duitsland wordt Nazi-Duitsland
Als Hitler aan de macht komt worden alle politieke partijen, behalve de NSDAP verboden.
Iedereen moet de regels van het nationaalsocialisme volgen
We noemen Duitsland in de jaren '30 en '40 Nazi-Duitsland. We noemen de aanhangers van Hitler Nazi's.
Slide 15 - Slide
Wat zijn kenmerken van het nationaalsocialisme?
Antidemocratisch: Dus tegen democratie en voor dictatuur.
Geweld gebruiken is normaal
Mensen zijn ongelijk. Ariërs zijn het hoogst. Joden zijn minderwaardig.
Het is belangrijk dat het ras zuiver blijft.
Militaristisch
Nationalistisch.
Nazi’s vinden de vrouw minder belangrijk dan de man, zij is er voor het gezin en het krijgen van kinderen.
Slide 16 - Slide
Wat wordt er bedoeld met: nationaalsocialisme?
A
Alle ideeën van de nazi's (nsdap en Hitler)
B
Dat je neutraal bent
C
Dat je heel erg van je land houdt
D
Dat je van gelijkheid houdt.
Slide 17 - Quiz
wat is geen kenmerk van het nationaalsocialisme
A
Geweld gebruiken is goed om je doel te bereiken.
B
Duitsland is een geweldig land het Duitse volk is het beste.
C
Het inkomen moet gelijk verdeeld worden.
D
De joden zijn slecht en moet je haten.
Slide 18 - Quiz
Voor de volgende vragen, bekijk je het filmpje en lees je de volgende 7 dia' of de tekst op blz. 78 en 79 van je boek.
Je kunt ook de begrippenlijst van blz. 82 gebruiken.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Duitsland wordt een totalitaire Dictatuur.
Een totalitaire dictatuur is een land waar:
1 leider of partij alle macht heeft
de overheid ieder onderdeel van jouw leven bepaald. Ook je privéleven. (welke muziek je mag luisteren, hoe je jouw kinderen opvoed, welk geloof je mag hebben etc.)
Iedereen precies moet denken zoals de leiders. Andere meningen zijn verboden.
Slide 21 - Slide
Voorbeelden van leven in een totalitaire dictatuur
Er waren geen verkiezingen meer. (antidemocratisch)
Kranten mogen alleen nog maar informatie geven die gecontroleerd is door de Nazi's (censuur)
Tegenstanders van Hitler werden mishandeld of opgesloten in concentratiekampen (intimidatie )
Deze soldaten van de SA (Sturmabteilung)hebben als taak tegenstanders van Hitler hardhandig aan te pakken.
Slide 22 - Slide
Indoctrinatie
Om er voor te zorgen dat hele volk precies zo dacht als zij gebruikte de Nazi's indoctrinatie:
Volgens een planmatige manier mensen overtuigen van jouw ideeën.
Met een makkelijk woord: Hersenspoelen.
Slide 23 - Slide
Voorbeeld van indoctrinatie: De Hitlerjugend
Kinderen vanaf 10 jaar moesten verplicht lid worden van een jeugdbeweging van de Nazi's.
Jongens werden daar voorbereid om soldaat te worden.
Meisjes leerden daar hoe je een goede moeder en huisvrouw werd.
Slide 24 - Slide
Voorbeeld van indoctrinatie: aangepaste schoolboeken
Ook op school leerde de kinderen alle ideeën van het Nationaalsocialisme.
Bij Biologie werd geleerd dat Joden een minderwaardig ras waren
Bij wiskunde moesten leerlingen uitrekenen hoeveel bommen een bommenwerpen kon gooien.
Een poster met de verschillende mensenrassen volgens de Nazi's
Slide 25 - Slide
Propaganda
Om hun politieke ideeën onder het hele volk te verspreiden maakte de Nazi's propaganda via posters, films en radio berichten.
Propaganda = Reclame maken om andere te overtuigen van jouw politieke mening.
Slide 26 - Slide
Propaganda
Slide 27 - Slide
Propaganda
Slide 28 - Slide
Wat betekent 'propaganda'
A
Bang maken met dreigementen
B
Eenzijdige informatie verspreiden om aanhangers te krijgen.
C
Bang maken met geweld
D
Andere meningen verbieden
Slide 29 - Quiz
Indoctrinatie betekent
A
Naar de dokter gaan
B
Hersenspoelen
C
In werkkampen gevangen zitten
D
De leider gehoorzamen
Slide 30 - Quiz
waar is de afbeelding een voorbeeld van?
A
censuur
B
indoctrinatie
C
propaganda
D
herbewapening
Slide 31 - Quiz
Op school leren kinderen dat Joden een slecht en zwak ras zijn. Dit is een voorbeeld van:
A
propaganda
B
censuur
C
indoctrinatie
D
Intimidatie
Slide 32 - Quiz
De SA soldaten pakten tegenstanders van Hitler met veel geweld aan. Dit is een voorbeeld van...
A
Propaganda
B
Censuur
C
Intimidatie en Terreur
D
Indoctrinatie
Slide 33 - Quiz
Alle kranten worden streng gecontroleerd. Ze mogen niets verkeerds schrijven over Hitler.
A
Propaganda
B
Censuur
C
Intimidatie en Terreur
D
Indoctrinatie
Slide 34 - Quiz
Wat was de Hitlerjugend?
Slide 35 - Open question
Leg in je eigen woorden uit wat een totalitaire dictatuur is. Begin je antwoord met: 'Een land waar....'
Slide 36 - Open question
Niet alle Duitsers waren het eens met de ideeën van de Nazi's. Toch waren ze blij met Hitler als leider. Waarom?