HA1: Vorstellen

Deutsch
Vorstellen, familie en persoonlijke voornaamwoorden
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Deutsch
Vorstellen, familie en persoonlijke voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

Doel:


Ik kan mezelf in het Duits voorstellen

Ik kan verschillende Duitse woorden voor familieleden herkennen

Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden


Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Hoe kun je jezelf voorstellen in het Duits?

Slide 3 - Slide

Hoe stel je jezelf voor in het Duits?

Slide 4 - Open question

Vorstellen
Wie heißt du?
Ich heiße .....
Wie alt bist du?
Ich bin ...... Jahre alt.
Wo wohnst du?
Ich wohne in .....
12: zwölf
13: dreizehn
14: vierzehn

Slide 5 - Slide

Vorstellen
Wie heißt du?
Ich heiße .....
Wie alt bist du?
Ich bin ...... Jahre alt.
Wo wohnst du?
Ich wohne in .....
Stell dich vor an deinem Nachbarn.

Slide 6 - Slide

Vorstellen
Wie heißt du?
Ich heiße .....
Wie alt bist du?
Ich bin ...... Jahre alt.
Wo wohnst du?
Ich wohne in .....
Wer traut sich vor der Klasse?

Slide 7 - Slide

Meine Familie
Wat betekenen de volgende woorden?

Slide 8 - Slide

Der Opa
A
de oma
B
de opa

Slide 9 - Quiz

die Großeltern
A
de ouders
B
de grootouders
C
de opa en de oma
D
de familieleden

Slide 10 - Quiz

die Mutter

Slide 11 - Open question

der Onkel

Slide 12 - Open question

die Schwester

Slide 13 - Open question

die Geschwister
A
de broers
B
de zussen
C
de broers en zussen
D
de broer en zus

Slide 14 - Quiz

der Neffe

Slide 15 - Open question

der Vater

Slide 16 - Open question

Persoonlijke voornaamwoorden
Wat betekenen de volgende woorden?

Slide 17 - Slide

jullie
A
er
B
es
C
ihr
D
wir

Slide 18 - Quiz

jij
A
ich
B
du
C
er
D
sie

Slide 19 - Quiz

u
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 20 - Quiz

het
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 21 - Quiz

zij
A
wir
B
Sie
C
sie
D
du

Slide 22 - Quiz

wij
A
ihr
B
wir
C
sie
D
du

Slide 23 - Quiz

Theorie
De persoonlijke voornaamwoorden

Slide 24 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden

ik = ich                                 wij = wir

jij = du                                  jullie = ihr

hij = er                                  zij = sie

zij = sie                                 u = Sie

het = es


                                                      Wat valt je op?

Slide 25 - Slide

Wat vind je nog lastig?
A
jezelf voorstellen
B
familieleden
C
persoonlijk voornaamwoord

Slide 26 - Quiz