HAVO Financiële Zelfredzaamheid Hoofdstuk 6 les 1

Hoofdstuk 6 Beleggen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6 Beleggen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
De vermogenstitels waarin belegd kan worden kunnen noemen.

Verschil in risico en rendement tussen sparen en beleggen kunnen uitleggen. 

Belangrijkste bevoegdheden van de organen binnen een organisatie kunnen noemen.

Slide 2 - Slide

Spaarvormen 
Sparen op een bankrekening: geen risico, wordt vaak niet eens gezien als beleggen.

Sparen voor pensioen:
AOW: sociale verzekering via omslagstelsel
Bedrijfspensioen: verplicht deelnemen aan een regeling via de werkgever (bijv. ABP)

Slide 3 - Slide

Vrij opneembare spaarvormen: 
Altijd direct beschikking over spaargeld (kan ook je betaalrekening zijn), tegen een variabele rente, inleg en opname is vrij (geen boete).
Niet-vrij opneembare spaarvormen:
Deposito: voor een bepaalde periode, tegen een bepaalde vaste rente zet je je spaargeld vast. Je ontvangt dan meer rente dan op een 'vrije' spaarrekening;

Slide 4 - Slide

Beleggen
Investeren van geld met als doel dat je investering meer waard wordt!

Slide 5 - Slide

Spaarrekening of beleggen
spaarrekening
beleggen
risico
klein
groot
rendement
lager
hoger
kosten
lager
hoger

Slide 6 - Slide

Beleggen in:
1. Aandelen
2. Obligaties
3. ETF (exchange traded fund)
4. Opties
5. Coins
6. Onroerend goed, Olie etc.

Slide 7 - Slide

Aandelen
Een aandeel is een bewijs van deelname in het eigen vermogen van een BV of NV.

Nominale waarde is het bedrag dat op het aandeel staat.
Emissiekoers is de prijs bij uitgifte van aandelen.
Beurskeurs is de prijs die op de effectenbeurs tot stand komt door vraag en aanbod.

Slide 8 - Slide

Effectenbeurs 
Effecten: waardepapieren die kunnen worden gekocht en verkocht. Bijv.aandelen, obligaties, opties

Bank (vergunninghouders van de AFM) voert de aan- en verkooptransacties uit en de belegger betaalt hiervoor provisie.

Slide 9 - Slide

Hoe kan je aan aandelen verdienen?
* Dividend (winstuitkering voor aandeelhouders)
* Koerswinst (kan ook verlies zijn!)

Dividendrendement:   Dividend      x 100%
                                     Beurskoers
Koersrendement:       Verkoopprijs - inkoopprijs    x 100%
                                            inkoopprijs
Aandelenrendement: beide optellen

Slide 10 - Slide

De dividenduitkering door Groko is €2,80 per aandeel. De beurskoers is €37, de nominale waarde is €20,- Bereken het dividend-rendement.
A
7,6%
B
85%
C
45,9%
D
14%

Slide 11 - Quiz

Het aandelen rendement is:

A
De koerswinst die je maakt bij verkoop
B
Het koersrendement en dividendrendement
C
Het dividend dat wordt uitgekeerd
D
(Dividend/koers) x 100%

Slide 12 - Quiz

Obligatie rendement
- Koers obligatie is in procenten van de nominale waarde
- Je krijgt altijd de nominale waarde aan het eind van de looptijd
- Als de rente op de markt stijgt daalt de waarde van de obligatie en als de rente op de markt daalt stijgt de koers

Slide 13 - Slide

Obligatie rendement
Een obligatie van 1000 euro nominaal heeft een koers van 1030,- (103%). De interest op de obligatie is 5%.
Coupon Rendement op obligatie is:
Rente = 5% van 1000 = 50,-
50 / 1030 * 100 = 4,9%

Slide 14 - Slide