leesvaardigheid havo 3 week 15 juni

cette semaine
-lecture via studyflow : 
zoals bij Duits lever je aan het eind van de week een screenshot in met je naam erop en je EIGEN score
- vous allez faire un examen vmbo-T 2017 tijdvak 1

1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

cette semaine
-lecture via studyflow : 
zoals bij Duits lever je aan het eind van de week een screenshot in met je naam erop en je EIGEN score
- vous allez faire un examen vmbo-T 2017 tijdvak 1

Slide 1 - Slide

Wat hebben we nodig bij leesvaardigheid?
- rust en concentratie.
- frisse moed.
-een woordenboek FN.
- grammatica : je beheerst de trappen van vergelijking.
- je herkent signaalwoorden in de tekst.
- focus op de woorden die je herkent in de tekst.


Slide 2 - Slide

Waarom herhalen we de trappen van vergelijking??? 
CITO en andere vragenbijtekstenverzinners zijn DOL op de trappen van vergelijking!

Vergelijkend : Deze broeken zijn even mooi als die broeken. 
=> ces pantalons-ci sont aussi beaux que ces pantalons-là
vergrotend : Ik ben langer dan mijn beste vriend :
=>  je suis plus grand que mon meilleur ami
overtreffend : Deze auto is het mooist
=> cette voiture est la plus belle

Slide 3 - Slide

vergelijkende trap= le comparatif
Vergelijkende trap : aussi …. que : Jean est aussi riche que Paul
                                   plus….que : Jean est plus riche que Paul
                                          moins ...que : Jean est moins riche que Paul

Slide 4 - Slide

vergelijkende trap : 
Je vergelijkt twee mensen/dingen/situaties/zaken : 
aussi....que : even .... als : 
Jan is even groot als Bram : Jean est aussi grand que Bram
Anne is even groot als Lisa : Anne est aussi grande que Lisa

moins .... que :  minder ...dan :
Ce livre est  moins captivant que  Harry Potter

plus.... que : meer ....dan
Les vacances d'été sont plus longues que les vacances d'hiver.

Slide 5 - Slide

vergrotende trap
! waar je in het Nederlands - er achter het bijvoeglijk naamwoord zet, zet je in het Frans PLUS ervoor!!!! 

Jan is groter => Jean est plus grand
een mooier boek  => un plus beau livre
een spannender boek => un livre plus captivant

Slide 6 - Slide

Overtreffende trap 
Waar je in het Nederlands - st achter het bijvoeglijk naamwoord zet, zet je in het Frans LE PLUS/ LA PLUS of LES PLUS voor het bijvoeglijk naamwoord! 
Let wel op de plaats van het bijvoeglijk naamwoord bon beau jolie weetjewelweetjeniet?

Jean est le plus grand => Jan is het grootst 
le plus beau livre => het mooiste boek 
le livre le plus captivant => het spannendste boek
la plus belle robe => de mooiste jurk
les enfants les plus sages => de braafste kinderen
l'appartement le plus morderne => het modernste appartement



Slide 7 - Slide

attention! quelques cas particuliers : 

=> Goed -beter-best als bijvoeglijk naamwoord : 
bon - meilleur (e) (s) - le meilleur (la meilleure/les meilleurs/ les meilleures)
=> goed - beter - best als bijwoord : 
bien - mieux- le mieux
=> slecht -slechter-slechtst als bijvoeglijk naamwoord : 
mauvais (e) (s) - plus mauvais(e)(s)- le plus mauvais (la plus mauvaise/ les plus mauvais)
=> slecht-slechter-slechtst als bijwoord
mal- plus mal - le plus mal én mal-pire-le pire

Slide 8 - Slide

verschillende leesstrategieën

Slide 9 - Slide

oriënterend/globaal/intensief/zoekend/kritisch/studerend

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

stappenplan
 Probeer na de tekst orienterend/verkennend gelezen te hebben, een voorspelling voor je zelf te maken wat je kunt gaan verwachten. Doe dit op basis van: 
Kernwoorden uit titel 
Toon en insteek van de inleiding 
De lading van de tussenkopjes 
De conclusie in het slot 
De indeling/structuur van de tekst
 Het mogelijke onderwerp en de mogelijke hoofdgedachte 
Als het goed is, wordt het zo makkelijker om de rest van de inhoud bij het lezen te plaatsen.
 Als het van jouw verwachting afwijkt, weet je dat er iets interessants gebeurt.

Slide 13 - Slide

herkennen signaalwoorden en verwijswoorden

Slide 14 - Slide

wat is de functie van de volgende signaalwoorden :
aussi, également, en outre, en plus, ensuite
A
conclusie
B
opsommend
C
gevolg aangevend
D
tegenstellend

Slide 15 - Quiz

wat is de functie van de volgende signaalwoorden :
à l'inverse, contrairement, en revanche, au contraire
A
geeft tegenstelling aan
B
geeft een voorwaarde
C
somt op

Slide 16 - Quiz

wat geven de volgende woorden aan :
à l'époque, autrefois, avant, depuis, désormais, à l'avenir
A
een gevolg
B
een verandering in tijd
C
een voorwaarde

Slide 17 - Quiz

via studieflow 
niveau : vmbo-T
leerjaar : 4
tekst 2017
tijdvak 1

Slide 18 - Slide

Tekst 1 : Un entrepreneur ambitieux
En faisant de la plongée en Grèce, Boyan Slat est fâché de voir dans l’eau plus de déchets plastiques que de poissons. C’était en 2010, Boyan avait alors 16 ans. De retour chez lui, aux Pays-Bas, il a une idée révolutionnaire pour réduire la quantité de déchets : un barrage flottant à la surface des mers qui prendrait un grand nombre de déchets. Ce projet attire tout de suite l’attention des médias du monde entier.

Aujourd’hui, Boyan est un entrepreneur ambitieux. Il recrute de nombreux ingénieurs pour travailler au barrage. En 2014, il a reçu 2,2 millions de dollars pour construire son barrage, même si beaucoup de scientifiques doutent que le projet soit réalisable.

d’après Okapi, le premier janvier 2015

Slide 19 - Slide

Wat wil Boyan Slat bereiken volgens de tekst?

A
de aandacht trekken van de media uit de hele wereld
B
de hoeveelheid plastic afval in de zee verminderen.
C
ingenieurs meer werkgelegenheid bieden
D
wetenschappers overtuigen van zijn gelijk.

Slide 20 - Quiz

tekst 2 (open vraag)

Le musée d’Orsay est situé sur la rive gauche de la Seine à Paris. Tableaux, sculptures, photos... dans ce formidable musée, on montre surtout l’art du 19ème siècle. On peut y admirer des œuvres des peintres impressionnistes, comme Monet et Renoir. Il y a aussi des tableaux de Vincent van Gogh. Mais savais-tu qu’avant d’être un musée, ce lieu était une gare ? Construite en 1898-1900, elle était même la plus luxueuse des gares de Paris. Malheureusement, elle était vite trop petite. C’est pourquoi elle a été fermée et, plus tard, transformée en musée. Et oui, la peinture a pris la place du train...

Het gebouw dat nu het ‘musée d’Orsay’ is, was vroeger een treinstation. 
→ Wat is de reden geweest om het station te sluiten volgens de tekst?


Slide 21 - Slide

Het gebouw dat nu het ‘musée d’Orsay’ is, was vroeger een treinstation Wat is de reden geweest om het station te sluiten volgens de tekst?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

tekst 3 Quand l’homme marchera sur Mars
Les hommes rêvent toujours de poser un jour les pieds sur Mars. Pourquoi sur Mars et pas sur une autre planète ?
(1) Cousine de la Terre
        De toutes les planètes du système solaire, Mars est celle qui ressemble le plus à la Terre, bien qu’elle soit deux fois plus petite que la Terre. La planète Mars est faite de roches et de volcans. Tout comme la Terre, elle connaît des saisons différentes. Etudier la planète Mars donne aux hommes la possibilité de se former une meilleure idée de la Terre.
(2) Facile à explorer
          Mars est la planète qui est la plus facile d’accès. Actuellement, environ 100 millions de kilomètres la séparent de la Terre. On y envoie déjà des robots. Et un jour des hommes. C’est une étape logique après l’exploration de la Lune, dans les années 1960-1970. Mars One, une organisation située aux Pays-Bas, veut envoyer quatre personnes sur Mars, tous les deux ans, à partir de 2024

Slide 24 - Slide

Qu’est-ce qu’on lit sur Mars et la Terre au premier alinéa ?

A
La planète Mars est deux fois plus grande que la Terre.
B
La planète Mars permet de mieux comprendre la Terre.
C
Sur Mars il y a moins de volcans que sur la Terre.
D
Sur Mars il y a plus de saisons que sur la Terre.

Slide 25 - Quiz

Qu’est-ce qui est vrai d’après le 2ème alinéa ?


A
A l’avenir, les hommes vont mettre des robots sur Mars.
B
A l’avenir, Mars sera probablement accessible aux hommes.
C
Mars est moins facile à explorer que la Lune.
D
Sur Mars il y a moins de robots que sur la Lune.

Slide 26 - Quiz

à vous maintenant!
6.4: 38 tm 44, 47 en 15 min woordtrainer 6.4
via studyflow werken aan examen VMBOT 2017 tijdvak 1

Slide 27 - Slide