Rekendidactiek

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

5.4 wat houd je over?

Terugblik

Inkoopwaarde

Brutowinst

Nettowinst

Terugblik 5.3

Verkoopprijs

• 100%
  

Btw

• 6% 
  

Consumentenprijs

• 106% 
  

• 100%
  

• 21% 
  

• 121% 
  

• De fietsenmaker repareert je fiets. Je betaalt hier    € 53 voor. Het btw-tarief is 6%.
• Bereken de btw
• Bereken de verkoopprijs

BTW = 6:100 x 53 = 3.18

Consumentenprijs=

53 + 3.18 = 56.18

Hoe bereken je de omzet?

1. Afzet - verkoopprijs
2. Winst x omzet
3. Afzet x verkoopprijs
4. Omzet - winst

Inkoopwaarde

• = het totale bedrag dat ik in de winkel betaal voor de inkoop van de producten
• Bijvoorbeeld: ik koop tien sjaals in voor in totaal € 10

 

inkoopwaarde = 10 x 10 = 100 euro

Brutowinst

= het verschil tussen inkoopwaarde en je omzet

Brutowinst berekenen

• Omzet
  
• Inkoopwaarde -
• Brutowinst

• Bereken zijn brutowinst

Bedrijf x heeft deze maand 50 sjaas verkocht tegen 20 euro.

Zijn inkoopwaarde was 600 euro.

Omzet = 50 x 20 euro = 1000 euro

Inkoopwaarde =               600 euro

                                                               -

Brutowinst=                       400 euro

Brutowinst

1. Brutowinst-inkoopwaarde
2. Omzet-bedrijfskosten
3. Brutowinst-inkoopwaarde
4. Omzet-inkoopwaarde

Bedrijfskosten

De kosten die een winkel moet maken om te functioneren noem je bedrijfskosten.

Voorbeelden van bedrijfskosten zijn: huur, loon, verzekeringen, elektriciteit, reclamekosten, enzovoort.

5.4 Wat houd je over? 

Omzet

(afzet x verkoopprijs)

(afzet x inkoopprijs)

Brutowinst

Inkoopwaarde - 

• Overige / bedrijfskosten -
  

• (kosten om de winkel te laten functioneren)

• Nettoresultaat
  

• (de winst die overblijft als je alles hebt betaald)
  

O

 I

B

O

N

Nettowinst 

Je brutowinst is 100.000 euro

Je bedrijfskosten zijn 54.000 euro

Hoeveel is je nettowinst dan?

46.000