T3, B5 Uitscheiding en nieren

Afspraken

- jas uit
- tas op de grond
- boek A dicht op tafel




timer
2:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Afspraken

- jas uit
- tas op de grond
- boek A dicht op tafel




timer
2:00

Slide 1 - Slide

Thema 3: De Bloedsomloop


Basisstof 5:  Uitscheiding en nieren 

Slide 2 - Slide

Herhaling

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat doen je hartkleppen?
A
Zorgen dat bloed niet van boezems naar kamers kan stromen
B
Zorgen dat bloed niet van kamers naar boezems kan stromen
C
Zorgen dat bloed niet van kamers naar bloedvaten kan stromen
D
Zorgen dat bloed niet van bloedvaten naar kamers kan stromen

Slide 6 - Quiz

De Bloedsomloop
uitscheiding & de nieren 

Slide 7 - Slide

Doel: Nieren / Uitscheiding
  • Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 8 - Slide

Uitscheiding

Slide 9 - Slide

Uitscheiding
Bloed dat van de organen wegstroomt bevat veel koolstofdioxide en andere afvalstoffen.

Die stoffen worden uit het lichaam verwijdert.
Dat proces noemen biologen uitscheiding.


Slide 10 - Slide

Uitscheiding in organen
Uitscheiding vindt plaats in verschillende organen.
Koolstofdioxide wordt bijvoorbeeld uitgescheiden door de longen.

De meeste andere afvalstoffen worden uitgescheiden door de nieren.
Die halen de afvalstoffen uit het bloed en maken er urine van.
De urine plas je uit, waarmee de afvalstoffen uit je lichaam verdwijnen.

Slide 11 - Slide

De nieren liggen links en rechts in de buikholte, vlak onder het middenrif.

Door de nierslagaders stroomt zuurstofrijk bloed naar de nieren.

Slide 12 - Slide

Het bloed in de nierslagader bevat afvalstoffen van veel organen.

De nieren halen deze afvalstoffen uit het bloed.

Door de nieraders stroomt het gezuiverde bloed weg uit de nieren.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Een nier bestaat uit nierschors, niermerg en nierbekken.

Nierschors en niermerg verwijderen afvalstoffen uit het bloed. Ze verwijderen ook overtollig water, overtollige zouten en andere schadelijke stoffen.


Al deze stoffen samen heten urine.
Een nier bestaat uit nierschors, niermerg en nierbekken.

Nierschors en niermerg verwijderen afvalstoffen uit het bloed. 
Ze verwijderen ook overtollig water, overtollige zouten en andere schadelijke stoffen.

Al deze stoffen samen heten urine.

Slide 15 - Slide

In de nierbekkens wordt de urine verzameld.

Via de urineleiders gaat de urine naar de blaas.

Slide 16 - Slide

In de urineblaas wordt de urine tijdelijk opgeslagen
zodat je niet voortdurend hoeft te plassen.

Van tijd tot tijd wordt de urine uit de urineblaas afgevoerd via de urinebuis.

Slide 17 - Slide

Tekst
Tekst
Uitscheidingsorganen
Koolstofdioxide en water
medicijnen
alcohol
afvalstoffen
Zouten
water
Water, zouten, overtollige vitaminen, afvalstoffen

Slide 18 - Drag question

Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Urineleider
1
2
3
4

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

De nieren
Een nier bestaat uit:
1.  Nierschors
2. Niermerg

3. Nierbekken


Vertel welke functies de onderdelen hebben.
Nierschors
Zuivert bloed.
De afvalstoffen, overtollig water en zouten en allerlei schadelijke stoffen worden uit het bloed gehaald.
Niermerg
Zuivert bloed.
De afvalstoffen, overtollig water en zouten en allerlei schadelijke stoffen worden uit het bloed gehaald.
Nierbekken
Hier worden de stoffen verzameld. De stoffen samen heten urine
Urineleider
via het nierbekken komt de verzamelde urine in de urineleider. Het wordt afgevoerd naar de urineblaas. Daar wordt het opgeslagen zodat je niet elk moment naar de w.c. moet.
Urinebuis
Als de urineblaas vol zit, krijg je aandrang om te plassen.
Via de urinebuis (de plasbuis) verlaat de urine je lichaam. 
Het gezuiverde bloed komt via de nierader terecht in de bloedsomloop.
Het bloed behoudt de bloedcellen en voldoende vocht.

Slide 22 - Slide

Zelfstandig aan het werk.
    Maken bladzijde 164 t/m 169 van basisstof 5.
Ben je klaar? Laat het even zien en kijk het dan zelf na.
Nakijkboekje heb ik voor je.

Rood? Je bent stil aan het werk.
Oranje? Je mag fluisterend een hulpvraag stellen aan je buur.
Groen? Je mag fluisterend overleggen met je buur.

Slide 23 - Slide