H/V2: W.03 WH Gr A uitleg - zinsontleding

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Schön euch digital wieder zu sehen!
Camera aan en microfoon gedempt! :)

Herzlich Willkommen! H/V2
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Schön euch digital wieder zu sehen!
Camera aan en microfoon gedempt! :)

Herzlich Willkommen! H/V2

Slide 1 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  1. Wörter L. 3.1/3.2 durchnehmen.
  2. Grammatik A wiederholen und weiter erklären. (K. 3)
  3. Gibt es noch Fragen?

             


Während der Unterrichtsstunde:

Slide 2 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Lernziele:
  • Je weet wat zinsontleding betekend.
  • Je weet wat het onderwerp van de zin is en wat het lijdend voorwerp van de zin is.

Slide 3 - Slide

Zinsontleding?

Slide 4 - Mind map

Naamvallen?

Slide 5 - Mind map

Kapitel 3: zinsontleding (Gr. A)
Het kind geeft de lieve vrouw een bos bloemen.
  1. geeft = gezegde
  2. Wie/wat geeft? - het kind = het onderwerp
  3. Wat/wie geeft het kind? - een bos bloemen = het lijdend voorwerp
  4. Aan wie geeft het kind een bos bloemen? - de lieve vrouw = het meewerkend voorwerp
In het Duits staat ieder zinsdeel in een naamval. 

Slide 6 - Slide

Kapitel 3: zinsontleding (Gr. A)
In het Duits: 
  • Wie/wat + gezegde = het onderwerp (1e naamval)
  • Wat + gezegde + onderwerp = het lijdend voorwerp (4e naamval)
  • Aan/voor wie + gezegde + onderwerp = het meewerkend voorwerp (3e naamval)
  • Het Duits heeft ook een 2e naamval. Die geeft een bezitsrelatie aan. Dit leer je in de bovenbouw.

Slide 7 - Slide

Kapitel 3: zinsontleding (Gr. A)
Ich backe eine Torte.
Ontleed de bovenstaande zin.
  • backe = gezegde 

  • Wie/wat backe? - Ich = het onderwerp

  • Wat backe ich? - eine Torte = het lijdend voorwerp

Slide 8 - Slide

Kapitel 3: zinsontleding (Gr. A)
Andere manier is de HIJ/HEM-regel.
  • Kun je het zinsdeel veranderen door HIJ = het onderwerp (1e naamval)
  • Kun je het zinsdeel veranderen door HEM = het lijdend voorwerp (4e naamval)
  • Kun je het zinsdeel veranderen door Aan/voor HEM = het meewerkend voorwerp (3e naamval)

Slide 9 - Slide

Kapitel 3: zinsontleding (Gr. A)
Der Mann
gibt
der Frau
einen Kuss.
HIJ
AAN HEM
HEM
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
1e naamval
3e naamval
4e naamval

Slide 10 - Slide

Vandaag eet ik geen vlees.
Wat is 'ik' in de zin?

Slide 11 - Open question

Ik heb genoeg brood.
Wat is 'genoeg brood' in de zin?

Slide 12 - Open question

Wil je de kerktoren beklimmen?
Wat is 'de kerktoren' in de zin?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

A3 - Grammatik üben
  • Mach Aufgabe W2 S. 152 und W5 S. 154
  • Lies die Aufgabe und fülle aus.

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen. 

timer
10:00

Slide 15 - Slide

H3 - Landeskunde
Mache Aufgabe 17.1 S. 77.
  • Lies den Text selbstständig durch. Beantworte danach die Fragen.
  • Ihr braucht diese Aufgabe für die Prüfung. 

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: Hast du H4 und H5 auf S. 126 schon erledigt?
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 16 - Slide

A3 - Landeskunde
Mache Aufgabe 17.1 S. 89.
  • Lies den Text selbstständig durch. Beantworte danach die Fragen.
  • Ihr braucht diese Aufgabe für die Prüfung. 

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: Hast du W2 und W5 schon erledigt?
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 17 - Slide

H3 - Wiederholung K. 11
Mache Aufgabe 17.4 und 17.5 auf S. 80.
17.5 macht ihr alleine. Schreibe bitte die Fragen und Antworten in deinem Heft.

Ihr habt 10 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
10:00
TIP: mach danach Aufgabe 17.6 auf S. 81.
Du kannst es bei mir kontrollieren lassen.

Slide 18 - Slide

H3 - Schreibecke 
Mache Aufgabe 16.1 und 16.2 auf S. 75-76.
16.2 macht ihr in Word. Reich deinen Brief auf It's Learning ein.

Ihr habt 15 Minuten um die Aufgabe zu machen.
Danach kontrollieren wir sie. 
timer
15:00
TIP: 

Slide 19 - Slide

Tschüs-Ticket!
  • De drie leerdoelen van vandaag.
  • Al gehaald tijdens les?
  • Nee, wat moet je thuis nog doen of ze wel te halen?

Slide 20 - Slide

Je kent de regels van de (keuze)voorzetsels en kan dit in een lopende zin in het Duits toepassen.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 21 - Quiz

Je kent het persoonlijk voornaamwoord in het Duits en kunt dit in een lopende zin in het Duits toepassen.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 22 - Quiz

Je hebt kennis of land en cultuur en kunt hier vragen over beantwoorden.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 23 - Quiz