Betoog schrijven - les 3

betoog schrijven
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

betoog schrijven

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • uitleg inleiding/slot
  • taaltip
  • verder met schrijfopdracht (inleverdatum 27 nov)
  • zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

doel schrijven H1, H3 en H4
Je kunt een betoog schrijven met een standpunt, argumenten, ondersteunende feiten en tegenargumenten. 
Daarbij verduidelijk je de structuur d.m.v. signaalwoorden.

Slide 3 - Slide

 in het kort
  • betoog schrijven (2x)
  • uiterlijke inleverdatum: 27 november 18:00 uur
       (iedere dag te laat cijfer x 0,9)
  • inleveren via Teams (opdrachten)

Slide 4 - Slide

vandaag: de inleiding + slot
Twee functies van de inleiding:
1. De aandacht van de lezer trekken  +
2. Het onderwerp introduceren.


Slide 5 - Slide

aandacht trekken door:
1. iets uit de actualiteit
2. iets uit de geschiedenis
3. een voorbeeld, zoals een kort verhaaltje of een eigen ervaring
4. iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is

Slide 6 - Slide

onderwerp introduceren door:
  1. een hoofdvraag en eventueel deelvragen over een bepaald verschijnsel te stellen
  2. een probleem te formuleren d.m.v. probleemstelling
  3. een standpunt te geven

Slide 7 - Slide

slot
Je formuleert de hoofdgedachte van de tekst: 
  -het antwoord op de hoofdvraag
  -een oplossing voor het probleem 
  -een herhaling van je standpunt

Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Je kunt deze aanvullen met een aanbeveling of toekomstverwachting.

Slide 8 - Slide

slot
  • In het slot gebruik je signaalwoorden als:                                      daarom, kortom, al met al, dus

  • De tekst sluit je af met een krachtige zin: de uitsmijter.

Slide 9 - Slide

taaltip: kommagebruik
  • voor een voegwoord:                                                                                      Ik ben tegen het afsteken van vuurwerk, omdat
  • tussen twee persoonsvormen:                                                                   Als ik nu naar huis fiets, ben ik over een half uur thuis.
  • voor een deel van een zin dat geen zelfstandige zin is:           Zaterdag zijn we kampioen geworden, wat ik erg leuk vond!

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

werkwijze
  • alleen of in tweetallen
  • onderwerp kiezen + informatie zoeken
  • (bouwplan schrijven en laten controleren)
  • tekst schrijven (individueel)
  • teksten samenvoegen
  • feedbackronde 
  • tekst herschrijven

Slide 12 - Slide

stellingen
Je kiest één van deze stellingen/standpunten en gaat je publiek (de lezer) hiervan overtuigen:
  • Er moet een extra belasting komen op fastfood.
  • Alcoholproducten moeten twee keer zo duur worden.
  • Nederland moet uit de EU stappen.
  • Nederland moet meer gebruik maken van kernenergie.
  • Vuurwerk moet legaal blijven.
  • Alcoholreclames op tv moeten worden verboden.


Slide 13 - Slide

stellingen (2)
  • Softdrugs moeten verkrijgbaar worden bij de apotheek.
  • Nederland moet de doodstraf herinvoeren.
  • Gewelddadige videogames moeten worden afgeschaft.
  • Iedereen moet verplicht orgaandonor worden.
  • Elke scholier moet een bijbaan hebben.
  • Het openbaar vervoer moet gratis worden.
  • 's Nachts moeten lantaarnpalen worden uitgezet.


Slide 14 - Slide

deze week
-Kies een stelling en zoek informatie over jouw onderwerp. 
-Onderaan je betoog zet je een bronnenlijst (op alfabet) met de    sites waar je jouw informatie vandaan hebt.
-Denk goed na over welke informatie je wel en welke informatie    je niet kunt gebruiken.
-Werk je betoog uit in steekwoorden (bouwplan -> Teams)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

doel schrijven H1, H3 en H4
Je kunt een betoog schrijven met een standpunt, argumenten, ondersteunende feiten en tegenargumenten. 
Daarbij verduidelijk je de structuur d.m.v. signaalwoorden.

Slide 17 - Slide