Veranderingen in het DNA
1 / 21
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Welke soort puntmutatie heeft het minste gevolg voor het eiwit dat gemaakt wordt bij expressie?
A
substitutie
B
insertie
C
deletie
Slide 4 - Quiz
Wat verandert er meestal aan de aminozuurketen van een eiwit bij een insertie/deletie?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Welke non-disjunctie maakt de kans op een afwijkend chromosomen aantal bij een kind het grootst?
A
N.D. bij de moeder tijdens mei I
B
N.D. bij de moeder tijdens mei II
C
N.D. bij de vader tijdens mei I
D
N.D. bij de vader tijdens mei II
Slide 10 - Quiz
Down komt ook voor als mozaïek-syndroom: 1 individu heeft cellen met 46 chromosomen, maar ook cellen met 47 chromosomen. Bij welke deling is non-disjunctie opgetreden?
A
meiose bij de vader
B
meiose bij de moeder
C
meiose bij het kind zelf
D
mitose bij het kind zelf
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Bij welke ouder is de non-disjunctie opgetreden bij XXY kinderen?
A
bij de moeder
B
bij de vader
C
kan bij beide ouders
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Wanneer kan crossing over optreden?
(BiNaS?)
(BiNaS?)
A
alleen tijdens meiose I
B
alleen tijdens meiose II
C
zowel tijdens meiose I als tijdens meiose II
D
tijdens meiose en tijdens mitose
Slide 16 - Quiz
E: zwarte ogen, e: roze ogen.
C: bruine vacht, c: witte vacht.
Muis 1 heeft EeCc. E is gekoppeld aan c.
Muis 2 heeft eecc. Bij welk muizenkind is crossing over opgetreden?
C: bruine vacht, c: witte vacht.
Muis 1 heeft EeCc. E is gekoppeld aan c.
Muis 2 heeft eecc. Bij welk muizenkind is crossing over opgetreden?
A
Zwarte ogen met witte vacht
B
Roze ogen met bruine vacht
C
Zwarte ogen met bruine vacht
Slide 17 - Quiz
Leg uit hoe crossing over bijdraagt aan evolutie.
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
Wat gaat er mis als de twee chromosomen breken op verschillende plekken?
