- Wat: ow, pv, gez, lv en mv
Benoem de zinsdelen van de onderstaande voorbeeldzinnen.
Zet streepjes tussen de zinsdelen
1: ik pak mijn wiskundeboek
2: ik geef het boek aan Chantal
3. Zij was haar boek vergeten.
Verzin daarna zelf twee zinnen, waarin in de ene zin wel het mv voorkomt en in de andere zin niet.