Rekenen met procenten n2

Rekenen

Procenten en Verhoudingen


1 / 23
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Rekenen

Procenten en Verhoudingen


Slide 1 - Slide

Programma
  • Uitleg rekenen met procenten 
Zelf aan de slag

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

procenten in werk/vrijetijd

Slide 4 - Mind map

- Procent betekent één van de honderd.
- Eén procent is een honderdste deel.
- 100% is het totaal.

Slide 5 - Slide

100% en deel bepalen

Je wilt weten of het aantal of de prijs de 100% is of een deel.

Voorbeeldopgave:
Bij rijschool De Witte slaagden vorig jaar 200 studenten in één keer voor het rijexamen. Dit jaar slaagden 250 studenten in één keer.
Met hoeveel procent is het aantal geslaagde studenten toegenomen of afgenomen?

Slide 6 - Slide

v
procenten berekenen met verhoudingstabel

Slide 7 - Slide

Reken uit met verhoudingstabel
Grace en Esma zijn een eigen bedrijfje gestart en verkopen leren sieraden op festivals.

Van de leren armbanden hebben ze 85% van de 1.200 exemplaren verkocht.
Van de leren kettingen hebben ze 90% van de 1.100 exemplaren verkocht.
Waarvan hebben ze het meest verkocht?

Slide 8 - Slide

Rekenen boven de 100%

Slide 9 - Slide

Zelf aan de slag

Slide 10 - Slide

VERHOUDINGEN

Slide 11 - Slide

Marijke heeft 14 bitterballen gefrituurd.
Hoeveel procent van de bitterballen is dat?

Slide 12 - Open question

Sieshem heeft 6 broodjes kroket en 14 broodjes frikandel gemaakt.
Hoeveel procent van de broodjes is met frikandel?

Slide 13 - Open question

In een klas zitten 12 meisjes en 8 jongens.
Hoeveel procent van de leerlingen is een jongen?

56 werknemers hebben kinderen en 24 werknemers hebben geen kinderen.
Welk deel van de werknemers heeft kinderen?

Laura geeft een etentje.
3 vrienden eten vegetarisch en 12 vrienden eten niet vegetarisch.
Hoeveel procent van de vrienden eet vegetarisch?


Slide 14 - Slide

Normaal kost deze boormachine € 80.
Hoeveel moet je nu betalen?

Slide 15 - Open question

Hoeveel huishoudens hebben één of meer huisdieren?
Geef het antwoord in miljoenen huishoudens.

Slide 16 - Open question

Hoeveel afgestudeerden in de elektrotechniek vonden binnen twee maanden een baan?

Slide 17 - Slide

Hoeveel Griekse kaas heb ik nodig voor 6 personen.

Slide 18 - Slide

Uit klas 2b doet 1 op de 5 leerlingen mee aan de sponsorloop.
Uit klas 2c doet 10% van de leerlingen mee aan de sponsorloop.

Uit welke klas doen meer leerlingen mee aan de sponsorloop?
A
2b
B
2c

Slide 19 - Quiz

T-shirt A bestaat voor 70% uit katoen.
T-shirt B bestaat voor driekwart uit katoen.

In welk T-shirt zit een groter deel katoen?
A
A
B
B

Slide 20 - Quiz

In zak A is 3/10
van de chocolade-eitjes wit.
In zak B is 35% van de chocolade-eitjes wit.

In welke zak zitten er verhoudingsgewijs meer witte chocolade-eitjes?
A
A
B
B

Slide 21 - Quiz

Oefentoets maken

Slide 22 - Slide

Volgende keer --> week 49
Toets domein 2 'verhoudingen' 

instaptoets domein 3 'meten en meetkunde' 

Slide 23 - Slide