Circulatiesysteem van het menselijk lichaam

Circulatiesysteem van het menselijk lichaam

Aan het einde van de les kun je...

de route van de bloedcirculatie door het hart en het lichaam beschrijven. Het verschil tussen de grote en kleine circulatie uitleggen. De functie van de vena cava superior en inferior benoemen. De rol van de arteriën, arteriolen en capillairen in het veneuze systeem beschrijven.

Wat weet je al over het circulatiesysteem van het menselijk lichaam?

Het menselijk circulatiesysteem

Het bestaat uit het hart, bloedvaten en bloed dat circuleert.

Grote en kleine circulatie

Grote circulatie pompt zuurstofrijk bloed van het hart naar de rest van het lichaam via de aorta. Kleine circulatie transporteert zuurstofarm bloed van het hart naar de longen en terug.

De functie van de vena cava superior en inferior

Vena cava superior voert zuurstofarm bloed van het bovenlichaam terug naar het hart. Vena cava inferior voert zuurstofarm bloed van het onderlichaam terug naar het hart.

De rol van arteriën, arteriolen en capillairen in het veneuze systeem

Arteriën transporteren zuurstofrijk bloed van het hart naar de weefsels. Arteriolen zijn kleine vertakkingen van arteriën die leiden naar de capillairen. Capillairen zijn de kleinste bloedvaten waar uitwisseling van stoffen met de lichaamsweefsels plaatsvindt.

Definities

Pulmonale circulatie: De bloedsomloop waarbij bloed van het hart naar de longen wordt gepompt en terug. Vena cava superior: De grote ader die zuurstofarm bloed van het bovenlichaam terug naar het hart voert. Vena cava inferior: De grote ader die zuurstofarm bloed van het onderlichaam terug naar het hart voert. Veneuze systeem: Het netwerk van aders dat bloed terug naar het hart voert. Aorta: De grootste slagader in het lichaam die zuurstofrijk bloed van het hart naar de rest van het lichaam voert. Arteriën: Bloedvaten die zuurstofrijk bloed van het hart naar de weefsels transporteren. Arteriolen: Kleine vertakkingen van arteriën die leiden naar de capillairen. Capillairen: De kleinste bloedvaten waar uitwisseling van stoffen met de lichaamsweefsels plaatsvindt.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.