Bs 13.1: Een constant inwendig milieu

Gaswisseling en uitscheiding
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Gaswisseling en uitscheiding

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?

-Introductie (10 minuten)
-Uitleg basisstof 13.1
-Aan het werk




Slide 2 - Slide

Introductie
Wat weet je nog?

Maak de introductie (10 minuten)

Slide 3 - Slide

Leerdoel

-Je kunt beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd. 

Slide 4 - Slide

Inwendig milieu

= het bloedplasma en weefselvloeistof 


De huid en slijmvliezen in je
luchtwegen en darmen zijn
een grens tussen inwendig
en uitwendig milieu
Uitwendig milieu

= alles buiten je lichaam

Longen, darmen en 
blaas hebben een 
open verbinding met
het uitwendige milieu 
en horen dus hierbij

Maar ook bacteriën, 
virussen, schimmels

Slide 5 - Slide

Constant inwendig milieu
Je lichaam houdt de hoeveelheid stoffen in je bloed zoveel mogelijk gelijk. Hierdoor kun je op elk moment van de dag de juiste stoffen gebruiken voor alle processen.
Je lichaam gebruikt 3 processen om het inwendige milieu constant te houden:
-Opname v. stoffen
-Opslag v. stoffen
-Uitscheiding v. stoffen

Slide 6 - Slide

Opname van stoffen:
•    Opname van stoffen uit het uitwendige milieu naar/in het inwendige milieu
•    Zuurstof uit de lucht.
•    Voedingsstoffen uit de voedselbrij in de darmen.

Slide 7 - Slide

Opslaan van stoffen
•    De stoffen worden uit het inwendige milieu gehaald en ergens opgeslagen.

Slide 8 - Slide

Opslaan van stoffen voorbeelden:
o    Glucose: wordt door insuline omgezet naar glycogeen  opgeslagen in de spieren en lever. = uit het inwendige milieu maar niet in het lichaam.
o    Vet: wordt opgeslagen in het gele beenmerg van pijpbeenderen en in onderhuids bindweefsel,
o    Sommige vitamine en mineralen worden opgeslagen.
o    Bij een tekort van een stof worden de stoffen weer in het inwendige milieu gestopt.

Slide 9 - Slide

Uitscheiden van stoffen:
•    Stof wordt uit het inwendig milieu (weefselvloeistof & bloedplasma) verwijderd  en verlaat het lichaam.
•    Longen: scheiden water(-damp) en CO2 uit.
•    Nieren: afvalstoffen en water
•    Lever: uitscheiding  van afvalstoffen. O.a. gifstoffen zoals medicijnen, alcohol, drugs. Maar ook dode rode bloedcellen.

Slide 10 - Slide

Instandhouding van inwendig milieu
Om het inwendig milieu constant te houden spelen hormonen een belangrijke rol. Zoals insuline en glucagon.

Hormonen, zintuigen en zenuwcellen werken samen. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Aantekening
inwendig milieu: Het bloedplasma en de weefselvloeistof samen.
uitwendig milieu: Omgeving buiten het bloedplasma en de weefselvloeistof. 

Slide 13 - Slide

Opname van stoffen:
= opname van stoffen uit het uitwendige milieu 
naar/in het inwendige milieu

•    Zuurstof uit de lucht.
•    Voedingsstoffen uit de voedselbrij in de darmen.

Slide 14 - Slide

Opslag van stoffen
= De stoffen worden uit het inwendige milieu 
gehaald en ergens opgeslagen.

  • Glucose: wordt door insuline omgezet naar glycogeen -> 
       opgeslagen in de spieren en lever.
  • Vet: wordt opgeslagen in het gele beenmerg van  
        pijpbeenderen en in onderhuids bindweefsel 

Slide 15 - Slide

Uitscheiden van stoffen:
= stof wordt uit het inwendig milieu (weefselvloeistof & bloedplasma) verwijderd  en verlaat het lichaam.

•    Longen: scheiden water(-damp) en koolstofdioxide uit.
•    Nieren: urine (afvalstoffen en water)
•    Lever: uitscheiding  van gal en van afvalstoffen, zoals gifstoffen (medicijnen, alcohol, drugs).

Slide 16 - Slide

Aan het (huis)werk

Lees blz. 164 t/m 166
Maak basisstof 13.1: opdracht 1, 2, 3, 5, 6

Klaar? 
Lees om te onthouden
Flits de begrippen
Oefen examenopdrachten














Slide 17 - Slide