Spreken 1.1 en 1.2

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Lesdoelen

Aan het einde van de les kun je vertellen

• wat de opbouw is van een presentatie
• hoe je een presentatie kunt voorbereiden (en vul je een spreekschema in)

Wat is het belangrijkste doel van deze spreker:

"Aan het eind weet u hoe u de app van uw energieleverancier installeert."

1. informeren
2. instrueren
3. overtuigen

Bij welk publiek passen volgende uitspraken het best?

Kies uit formeel publiek (je leidinggevenden of onbekenden) of informeel publiek (directe collega’s, vrienden of medestudenten).

Formeel publiek

Informeel publiek

Allereerst: welkom allemaal! Fijn dat jullie erbij kunnen zijn.

Helaas is Hannie ziek, dus die praten we later even bij.

Bij welk publiek passen volgende uitspraken het best?

Kies uit formeel publiek (je leidinggevenden of onbekenden) of informeel publiek (directe collega’s, vrienden of medestudenten).

Formeel publiek

Informeel publiek

Ik wil u hartelijk bedanken voor uw aandacht.

Wat is het tekstverband van het signaalwoord 'ten slotte'?

1. tijd
2. samenvatting
3. oorzaak-gevolg
4. opsomming/volgorde

Wat is het tekstverband van het signaalwoord maar

1. tegenstelling
2. voorwaarde
3. tijd
4. conclusie

Wat is het tekstverband van het signaalwoord 'zoals'?

1. reden
2. conclusie
3. tijd
4. toelichting/voorbeeld

Inleiding

Middenstuk

Slot

Onderwerp introduceren

Publiek bedanken

Samenvatting of conclusie

Overzicht presenta-tie

Deelonderwerpen behandelen.

Jezelf voorstellen

Signaalwoorden gebruiken.

Oefenen van je presentatie moet altijd voor publiek

1. Juist
2. Onjuist

Je kunt het beste steekwoorden in je spreekschema zetten.

1. Juist
2. Nee, hele zinnen is beter.

Een flesje water meenemen bij je presentatie mag tijdens het examen spreken.

1. Juist
2. Onjuist

Relaxte houding, schouders niet naar achteren zijn:

1. Verbale houding
2. Non-verbale houding

Handen in je broekzakken is perfect als je moet presenteren.

1. Juist
2. Onjuist

Lager en rustiger praten is beter dan snel en hoog praten.

1. Juist
2. Onjuist

Is het taalgebruik
informeel (0) of formeel (100)?

0100

Is hun houding/gezichtsuitdrukking goed?

😒🙁😐🙂😃

Zijn Toos en Chantal verzorgd?

😒🙁😐🙂😃

Heeft de presentatie een prikkelende openingszin?

😒🙁😐🙂😃

Worden er signaalwoorden gebruikt?

😒🙁😐🙂😃

Spreken ze duidelijk, rustig en verstaanbaar?

😒🙁😐🙂😃

Staan ze rechtop?

😒🙁😐🙂😃

Kijken ze hun publiek aan?

😒🙁😐🙂😃

Is er sprake van een opbouw?

😒🙁😐🙂😃

Aan de slag

Niveau 4 (3F)
Opdracht 3 Spreekschema lever je in via Teams. 

Niveau 2/3 (2F)
Opdracht 6 Spreekschema lever je in via Teams. 

Lesdoelen

Aan het einde van de les kun je vertellen

• wat de opbouw is van een presentatie
• hoe je een presentatie kunt voorbereiden (en vul je een spreekschema in)