Voegwoorden

Welke voegwoorden ken je?
1 / 19
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welke voegwoorden ken je?

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Video

Maak een zin met een voegwoord.

Slide 3 - Open question

Voegwoorden van tijd (geven aan in welke volgorde de zaken zich afspelen):
  1. voordat 
  2. nadat 
  3. terwijl
  4. zodra

Slide 4 - Slide

Maak een zin met een voegwoord van tijd.

Slide 5 - Open question

Denk aan de plaats van het werkwoord!
Voordat zij naar haar werk gaat, brengt zij de kinderen naar de crèche.
Nadat ze geslapen had, voelde ze zich weer fit.
Jan doet de afwas terwijl zijn vrouw de baby naar bed brengt.
Zodra het licht wordt, gaan de vogels zingen.

Slide 6 - Slide

Vul het juiste voegwoord in!

...ik ga werken, eet ik een boterham.

Slide 7 - Open question

Vul het juiste voegwoord in!
...er plaats is in het restaurant, gaan we vanavond tapas eten.

Slide 8 - Open question

Vul het juiste voegwoord in!

Ik ga straks wandelen, ... het regent.


Slide 9 - Open question

Vul het juiste voegwoord in!
Johan poetst het huis, ...de kinderen tv kijken.

Slide 10 - Open question

Vul het juiste voegwoord in!
...ik de afwas had gedaan, ging ik slapen.

Slide 11 - Open question

Voorzetselvoorwerp
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel: trots zijn op, denken aan. Een zinsdeel dat met zo’n voorzetsel begint, heet een voorzetselvoorwerp (vzv).


Slide 12 - Slide

Een voorzetselvoorwerp lijkt op een bijwoordelijke bepaling. Er zijn twee verschillen:
- Een voorzetsel vormt een vaste combinatie met het werkwoord.
- Het voorzetselvoorwerp begint met een figuurlijk gebruikt voorzetsel.

Slide 13 - Slide

Ik heb geen zin meer in die soep.
vzv: in is hier figuurlijk gebruikt

Er zit veel vermicelli in die soep.
bwb: in is hier letterlijk gebruikt

Slide 14 - Slide

Hij abonneert zich op de Donald Duck.
vzv: op is hier figuurlijk gebruikt

Uiteindelijk lag zijn sleutelbos op de Donald Duck die hij zojuist had gelezen.
bwb: op is hier letterlijk gebruikt

Slide 15 - Slide

Welk voorzetselvoorwerp hoort bij:
je hechten ....

Slide 16 - Open question

Hopen ...

Slide 17 - Open question

Klagen ...

Slide 18 - Open question

Verlangen ...

Slide 19 - Open question