This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Woordsoorten
4.1 hulpwerkwoord
4.2. zelfstandig werkwoord
4.3 koppelwerkwoord
5.1 persoonlijk. vnw
5.2 bezittelijk. vnw.
5.3. vragend .vnw.
5.4 aanwijzend . vnw,
5.5 onbepaald . vnw.
ik weet het verschil tussen
Ik weet het verschil tussen
hoofdtelwoorden (htw):
geven een hoeveelheid aan
rangtelwoorden (rtw):
geven een volgorde aan
bepaald telwoord (btw)
het aantal is bekend.
vijf, 5, vijftig, 50
onbepaald telwoord (otw)
Bepaald hoofdtelwoord
Noemt een bekend aantal of bekende hoeveelheid
Voorbeeld
Zeven boeken, zesendertig koeien, drie vijfde van de klas
Noemt een onbekend aantal of onbekende hoeveelheid
Veel boeken, weinig koeien, enkele leerlingen
Bepaald rangtelwoord
Geeft een bekende plaats in een rij aan
Zevende, zesendertigste
Geeft een onbekende plaats in een rij aan
Middelste, zoveelste, laatste, hoeveelste