Hoofdstuk 4 Stoffen: P1 Stofeigenschappen (Kader)

P 1:  Leerdoelen 
4.1.1 Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een mengsel en een zuivere stof.
4.1.2 Je kunt met voorbeelden toelichten hoe je stoffen van elkaar kunt scheiden.
4.1.3 Je kunt beschrijven wat er met de moleculen gebeurt als je een stof zuivert.
4.1.4 Je kunt vijf stofeigenschappen benoemen en stoffen daarmee van elkaar onderscheiden.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

P 1:  Leerdoelen 
4.1.1 Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een mengsel en een zuivere stof.
4.1.2 Je kunt met voorbeelden toelichten hoe je stoffen van elkaar kunt scheiden.
4.1.3 Je kunt beschrijven wat er met de moleculen gebeurt als je een stof zuivert.
4.1.4 Je kunt vijf stofeigenschappen benoemen en stoffen daarmee van elkaar onderscheiden.

Slide 1 - Slide

P1: Stofeigenschappen: Mengsels en zuivere stoffen

Slide 2 - Slide

P1: Stofeigenschappen: Mengsels en zuivere stoffen
Alle stoffen zijn opgebouwd uit deeltjes 
Elementen, zouten en/of moleculen

Zuivere stoffen bestaan uit 1 soort deeltjes
Mengsels bestaan uit meerdere soorten deeltjes

Slide 3 - Slide

P1: Stofeigenschappen: Stoffen zuiveren
Elke deeltje heeft zijn eigen verschillende eigenschappen
(stofeigenschappen)
Van die stofeigenschappen kan je gebruik maken om deeltjes uit een mengsel te halen.   

                       te zuiveren door te scheiden



Slide 4 - Slide

P1: Stofeigenschappen: Moleculen sorteren
Door te scheiden ben je eigenlijk de deeltjes (moleculen) aan het uitzoeken (sorteren)

Slide 5 - Slide

P1: Stofeigenschappen: Eigenschappen vaststellen
Oplosbaarheid
Dichtheid
Kookpunt
Smeltpunt
Elektrische geleidbaarheid

Slide 6 - Slide

P 2:  Leerdoelen 
4.2.1 Je kunt stoffen van elkaar onderscheiden op basis van hun fase bij kamertemperatuur.
4.2.2 Je kunt het smeltpunt van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.
4.2.3 Je kunt beschrijven wat er in een vloeistof gebeurt als de stof aan het koken is.
4.2.4 Je kunt het kookpunt van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.
4.2.5 Je kunt uitleggen waarom je bij het kookpunt ook de luchtdruk moet vermelden.
4.2.6 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met ‘het kooktraject van een mengsel’.

Slide 7 - Slide

P2: Smeltpunt en Kookpunt: Fasen
Stoffen kunnen in 3 fasen voorkomen
Vast - Vloeibaar - Gasvormig

in symbolen:  
Vast   = s
Vloeibaar = l
Gasvormig = g

Slide 8 - Slide

P2: Smeltpunt en Kookpunt: Smeltpunt
De overgang van vast naar vloeibaar heet smelten

Een zuivere stof heeft 1 temperatuur waarbij ze vloeibaar wordt
Dat is specifiek voor de stof (= stofeigenschap)


Slide 9 - Slide

P2: Smeltpunt en Kookpunt: Kookpunt
De overgang van vloeibaar naar gasvormig heet koken

Een zuivere stof heeft 1 temperatuur waarbij ze overgaat van vloeibaar naar gasvormig
Dat is specifiek voor de stof (= stofeigenschap)


Slide 10 - Slide

P2: Smeltpunt en Kookpunt: kooktraject van een mengsel
De overgang van vloeibaar naar gasvormig heet koken

Een mengsel bestaat uit zuivere stoffen die elk hun smeltpunt hebben. Bij het koken gaat de stof met het laagste kookpunt als eerste koken.Het aandeel van die stof in het mengsel wordt kleiner Dit heeft invloed op het kookpunt van het mengsel

Je hebt dan niet meer een kookpunt, maar een kooktraject

De stoffen beinvloeden elkaar


Slide 11 - Slide

P3: Veilig werken met stoffen
Leerdoelen:
4.3.1 Je kunt zeven gevaren beschrijven die stoffen voor mensen kunnen opleveren.
4.3.2 Je kunt de informatie toelichten die je op etiketten en veiligheidskaarten tegenkomt.
4.3.3 Je kunt de betekenis uitleggen van de pictogrammen op etiketten van gevaarlijke stoffen.
4.3.4 Je kunt de regels noemen die gelden als je met gevaarlijke stoffen werkt.
4.3.5 Je kunt uitleggen hoe je voorkomt dat schadelijke stoffen in het milieu terechtkomen.
4.3.6 Je kunt de eigenschappen en de gevaren van het metaal lood benoemen. (extra stof)

Slide 12 - Slide