Bruiningsmethoden

Bruiningsmethoden
1 / 27
next
Slide 1: Slide
uiterlijke verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bruiningsmethoden

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kan verschillende bruiningsmethoden benoemen.
  • Je kan benoemen waardoor de huidskleur bepaald wordt. 
  • Je kan de verschillen benoemen tussen de donkere en blanke huid.

Slide 2 - Slide

Pigment
Huidskleur wordt bepaald door de hoeveelheid pigment/melanine in de huid.
Onder invloed van UV stralen zetten enzymen het melanogeen (propigment = ongekleurd eiwit voorstadium van melanine) om in gekleurde melanine.
De hoeveelheid melanine bepaald de huidskleur. 

Hyperpigmentaties: ophoping van pigment vb. Sproeten, moedervlekken, ouderdomsvlekken, levervlekken. 
Hypopigmentaties: weinig pigment of geheel ontbreken van pigment. vb. vitiligo en albinisme.

Pigment is natuurlijke bescherming tegen UV straling

Slide 3 - Slide

Werking van UV stralen
  • UV-A en UV-B bereiken de aarde. Ozonlaag filtert gevaarlijke UV-C uit het zonlicht.
  • UV-A en UV-B zijn verantwoordelijk voor bruiningsproces van de huid. 
  • UV-A : zorgen voor directe pigmentvorming
  • UV-B : zorgen voor indirecte pigmentvorming. Aanmaak vitamine B. Aanmaak extra pigment en verdikken van de hoornlaag dit biedt bescherming. Aanmaak vitamine D = nodig voor botvorming.
  • UV-B is verantwoordelijk voor zonnebrand = erytheem solaris.
  • UV-A en UV-B tasten de huidstructuur aan waardoor vroegtijdige huidveroudering en huidkanker kunnen ontstaan.
  • UV-C  door aantasting van ozonlaag worden minder stralen uit het zonlicht gefilterd. Vooral tussen 12 en 15 gevaarlijk om in de zon te liggen.

Slide 4 - Slide

Donkere huid en UV Stralen
  • Heeft minder last van de negatieve effecten van UV stralen.
  • Huid bevat veel melanine dit beschermt de huid tegen invloed van UV stralen. 
  • Heeft een dikkere hoornlaag dit biedt een goede bescherming tegen UV stralen.

Slide 5 - Slide

Zon beschermende producten
  • Zonneproduct = Zonnebrand,  absorbeert UV stralen. SPF = Sun Protection Factor wordt aangeduid met een nummer dit geeft aan hoeveel keer langer je in de zon kunt blijven. V.b Als je normaal 10 min in de zon kunt blijven zonder te verbranden kun je met factor 5, vijf keer zo lang in de zon blijven.  Producten vanaf factor 25 noem je een sunblock.
  • Meeste zonneproducten bevatten ook stoffen die beschermende, verzachtende en samentrekkende werking hebben op de huid en stoffen die het bruiningsproces activeren:

  • Bergamot = verzachtende, verfrissende, verkoelend en vitaliserende werking. In combinatie met UV stralen kan bergamot zorgen voor onregelmatige pigmentatie = Berlock dermatitis. Daarom is de hoeveelheid bergamotolie aan een maximum gebonden. 
  • Calendula-olie = zorgt ervoor dat je sneller bruin wordt
  • Caroteen = werkt als lichtfilter en stimuleert het bruiningsproces
  • Collageen = werkt celdeling bevorderend , regenererend en wond genezende eigenschappen.
  • Jojoba-olie = beschermende, hydraterende en verzachtende werking.

Slide 6 - Slide

Zon beschermende producten
  • Kleding: kan een groot deel van de UV stralen tegen houden.
  • Zonnebril: Ook ogen kunnen beschadigen door UV daarom is een zonnebril met UV filter belangrijk. Een zonnebril zonder UV filter is schadelijker dan helemaal geen zonnebril.
  • Aftersun: Herstelt het vocht en vetgehalte van de huid en kalmeert de huid na het zonnen. Kamille (kalmeert en verzacht)  en aloë vera (regenererend/herstellend)  allantoïne (weefsel vernieuwend en wond helend) wordt vaak gebruikt in after sun producten. 

Slide 7 - Slide

Zonne-apparatuur
  • Valt onder actino apparatuur = gebruik van straling. 
  • Hoogtezon geeft UV straling af. Niet meer gebruikt in de schoonheidssalon, teveel UVB stralen = ongezond.  Een hoge dosis UV-B bestraling wordt alleen nog toegepast bij bepaalde huidaandoeningen zoals psoriasis. 
  • Zonnebank: Hogere dosis UV-A en lagere dosis UV-B in vergelijking met de zon. Verbrand minder snel, maar wordt wel bruin. 

Slide 8 - Slide

Veilig zonnen
  • Negatieve effecten: huidveroudering, pigmentverschuiving en huidkanker.
  • Goede begeleiding is nodig. 
  • Huidanalyse uitvoeren. Bepaal het huidtype van de cliënt.
  • 6 huidtypen:
  1.  Verbrandsnel, wordt niet bruin
  2. Verbrandt meestal, wordt een beetje bruin
  3. Verbrandt zelden, wordt goed bruin
  4. Verbrandt nooit, wordt diep bruin (mediterrane type)
  5. Aziatisch type
  6. Negroïde type

Slide 9 - Slide

Bruin zonder zon
  • Crèmes en sprays = DiHydroxyAceton (DHA) extract uit druiven, reageert op aminozuren en eiwitten die van nature op de huid aanwezig zijn. Reactie is egale bruine kleur zonder UV straling. DHA is een onschadelijke stof die je veilig op de huid kunt gebruiken.
  • Bruinings - spaycabines 
  • Airbrush tanning 

Slide 10 - Slide

Welke stralen van een bruiningsapparaat zetten melanogeen in de huid om in melanine?
A
De infraroodstralen
B
De rode stralen
C
De ultraviolette stralen

Slide 11 - Quiz

Teveel zon vergroot de kans op huidkanker. Welke adviezen kun jij de cliënt geven met betrekking tot veilig zonnen?

Slide 12 - Open question

Welke huidaandoening behoord tot hyperpigmentatie?
A
Chloasma
B
Vitiligo
C
Psoriasis

Slide 13 - Quiz

Noem twee redenen waarom de donkere huid minder last heeft van UV straling?

Slide 14 - Open question

Verschillende huidskeuren
Factoren die de aangeboren huidskleur bepalen zijn: 
  • Melanine: belangrijkste pigment in de huid. Geeft de huid een geelbruine tot zwarte kleur.
  • Caroteen: Oranje kleurstof komt veel voor in groenten. Geeft de huid een oranje/gele kleur.
  • Hemoglobine en oxyhemoglobine : een eiwit in het bloed.  Ook wel rode bloed kleurstof genoemd. Geeft de huid een rode warme gloed.
  • Keratine: Hoornstof van de huid. Geeft de huid een lichte grijsblauwe kleur.

Slide 15 - Slide

Verschillen blanke en donkere huid
  • Donkere huid is beter gepigmenteerd en heeft een dikkere hoornlaag dan de blanke huid. Hierdoor beter bescherming tegen UV straling, weinig verbranding en nauwelijks huidkanker.
  • Donkere huid bevat meer zweetklieren dan de blanke huid. 
  • Donkere huid heeft meer en grotere talgklieren dan de blanke huid.
  • De donkere huid heeft een betere doorbloeding, hierdoor houdt de huid over het algemeen langer een goede spanning.
  • Verouderingsproces verloopt trager dan bij de blanke huid. Dit komt door de dikte van de hoornlaag, beschermende werking van pigment en de grotere hoeveelheid talg op de huid.
  • Bij een donkere huid treedt eerder littekenvorming op. 

Slide 16 - Slide

Behandeling van de donkere huid
  • Talgproductie ligt hoger, hierdoor is de huid vetter. Hierdoor kunnen er comedonen en acne ontstaan. Gebruik een schuimreiniger.
  • Door de hoge doorbloeding moet je voorzichtig zijn met te veel warmte in de behandeling. Warmte zet de zweetklieren aan tot extra zweetproductie. Gebruik ipv warterdamp, kompressen.
  • Door de hoge pigmentatie zie je sneller pigmentverschuiving. Wees daarom voorzichtig met schurende behandelingen. Gebruik een lysing ipv een peeling.
  • Gevoeliger voor littekens. Kijk dus goed uit dat je geen wondjes maakt. 

Slide 17 - Slide

Oefenvragentoets

Slide 18 - Slide

Dehydratatie van de huid. Tot welke groep van de toepassingsgebieden voor de huid verbeterende en additionele behandeling behoort dit.
A
Degeneratie afwijkingen
B
Doorbloedingsafwijkingen
C
Talgafwijkingen

Slide 19 - Quiz

Bij welke huidafwijking wordt de klassieke massage bij voorkeur aangepast met afvoerende handgrepen?
A
Bij dehydratatie
B
Bij een sebostase
C
Bij vochtwallen

Slide 20 - Quiz

Waarom is de hoofdhuid oormassage een indicatie voor een huid met rosacea
A
De massage activeert de doorbloeding en de functies van de huid met rosacea
B
De massage geeft een aanzuigende werking op de omliggende bloedvaten en vermindert bloedstuwing
C
De massage ontspant en verbetert de doorbloeding in de huid door prikkeling van de zenuwuiteinden.

Slide 21 - Quiz

Welke actieve elektrode voert werkstoffen met negatief geladen ionen tijdens een iontoforese-behandeling dieper in de huid
A
De anionen
B
De anode
C
De kathode

Slide 22 - Quiz

Welke werkstof heeft een weefselherstellende invloed?
A
Allantoïne
B
Ginkgo biloba
C
Lanoline

Slide 23 - Quiz

Welke voedingstoffen behoren tot dezelfde groep in de schijf van vijf?
A
Boter en bruine bonen
B
Bruine bonen en pasta
C
Pasta en boter

Slide 24 - Quiz

Wat is de werking van tea tree?
A
Doorbloeden
B
Antiseptisch
C
Verwekend

Slide 25 - Quiz

Noem twee voorbeelden van een degeneratieve afwijking

Slide 26 - Open question

Welke voedingsproducten moet je vermijden bij een koolhydraatvrij dieet
Benoem er twee

Slide 27 - Open question