B1E 23 nov

Bonjour 1E
1 / 14
next
Slide 1: Slide
frMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Bonjour 1E

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui
Piramides
Nakijken bloc A
Uitleg bloc C
Woordenspel A
Bloc B doornemen en maken

Slide 2 - Slide

Piramides
  • Vul de piramide in. (knippen/plakken)
  • Onderaan wat goed gaat, bovenaan waar je nog mee moet oefenen. 
  • Plak je piramid in je werkboek
  • Opdracht voor thuis: downloaden app Seesaw.

Slide 3 - Slide

Corriger les devoirs
Les devoirs:
Faire 1 t/m7
Apprendre: A

Corrigez avec un stylo rouge.
Faute? Notez la bonne réponse.

Slide 4 - Slide

Uitleg bloc C
Welke werkwoorden ken je al?

Je gaat een nieuw werkwoord leren: avoir.
Wat denk je dat avoir betekent?
Tu as une soeur?
Oui, j'ai une soeur.
Elle a un frère.

je suis =ik ben
tu es = jij bent
il est= hij is
elle est = zij is
on est = men is
nous sommes = wij zijn
vous êtes = jullie zijn / u bent
ils sont = zij zijn
elles sont = zij zijn
werkwoorden -er
 Je + e
Tu + es
Il /elle/ on +e
Nous +ons
Vous +ez
Ils / elles +ent

Slide 5 - Slide

Uitleg bron C
Avoir betekent hebben.

Ik heb
Jij hebt
Hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
jullie hebben / u heeft
zij hebben


j'ai
tu as
il a
elle a
on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

J'
Tu
Il / elle / on 
Nous
Vous
Ils / elles
ai
as
avons
avez
ont
a

Slide 8 - Drag question

Travail individuel
Faire exercice 13d,13e,14,15
Attention: Bij opdracht 15 moet je kiezen tussen être/avoir.
Zorg dat je ook het rijtje van être(=zijn) erbij hebt.

Klaar? Kijk de opdrachten na. Leer de woorden van A en neem de woorden van bron B door.
timer
1:00

Slide 9 - Slide

Woordenspel bloc A

Slide 10 - Slide

Bloc B (43tb 92 wb)
  • Voilà ma famille. Wat betekent de titel?
  • Mon village, ma famille, la réunion de famille. Welke info kan je verwachten?
  • Welke familieleden ken je? (vader, moeder etc.)
  • Ga in de tekst opzoek naar het woord voor: vader, moeder,   etc. (de docent geeft aan welke woorden je moet zoeken)

Slide 11 - Slide

Familie leden 
Vader = père                                  opa= grand-père
Moeder = mère                             oma= grand-mère
broer = frère
zus = soeur
oom = oncle
tante= tante
neef = cousin
nicht = cousine

Slide 12 - Slide

Vertaal in juiste volgorde:
neef , nicht, opa, broer

Slide 13 - Open question

Les devoirs
Faire:      8,9,11 (bloc B)         13,d,13e,14,15 (bloc C)

Apprendre: 
Bloc B en C (herhalen A)

Slide 14 - Slide