Lijdend voorwerp paragraaf 7

grammatica
Paragraaf 7
Het lijdend voorwerp
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

grammatica
Paragraaf 7
Het lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Planning
grammatica paragraaf 7
Boek registreren en lezen

Slide 2 - Slide

Grammatica 
Herhaling zinsontleding
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
Nieuw
- Lijdend voorwerp


Slide 3 - Slide

Les en doelen
  • We gaan eerst oefenen met grammatica (pv, wwg en ow)
  • Daarna uitleg over het lijdend voorwerp.
Doel: Je kunt het lijdend voorwerp in een zin benoemen.

Slide 4 - Slide

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het wwg?

Slide 5 - Mind map

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het onderwerp?
A
De clubleiding
B
de vernielzuchtige supporters
C
hun lidmaatschap
D
zit er niet in

Slide 6 - Quiz

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het wwg?

Slide 7 - Mind map

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het onderwerp?
A
Volgende week donderdag
B
de taxichauffeur
C
de reizigers
D
om zes uur

Slide 8 - Quiz

Wat weet jij over een lijdend voorwerp?

Slide 9 - Mind map

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de basiszin bij het werkwoord ‘werken’?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de basiszin bij het werkwoord ‘bestellen’?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Lijdend voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat het onderwerp nodig heeft om de handeling uit te voeren.

Bij sommige werkwoorden bestaat de basiszin uit drie zinsdelen en dan is het derde zinsdeel het lijdend voorwerp.
Vragen: Wat is de handeling? Wie voert de handeling uit? Wat is nodig bij de handeling?

Slide 12 - Slide

Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel!

Slide 13 - Slide

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's

Slide 14 - Quiz

De verliefde jongen kocht een roos.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in

Slide 15 - Quiz

Welke opgaven moeten we maken?​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in

Slide 16 - Quiz

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.
Wat is 'alle shirts van ons elftal'?
A
wwg
B
ond
C
lv
D
az

Slide 17 - Quiz

Wat snap je niet over
het lijdend voorwerp?

Slide 18 - Mind map

En nu oefenen!
blz 216 en 217
Opdracht 1 t/m 4

in je schrift maken

Slide 19 - Slide

Ok, deze les was ...
A
Te makkelijk, zonde van m'n tijd
B
Stiekem toch lastig. Ik ga nog even oefenen!
C
Ik wil graag wat meer uitleg
D
Ging gewoon lekker!

Slide 20 - Quiz