TV2 les pronoms possessifs

Les pronoms possessifs
 de bezittelijke voornamwoorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les pronoms possessifs
 de bezittelijke voornamwoorden

Slide 1 - Slide

Le pronom possessif
mère
parents
père
mon
ma
mes

Slide 2 - Drag question

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon lit.            = Het is mijn bed.

Voilà ma chambre. = Hier is mijn                                          slaapkamer.

Slide 3 - Slide

Le pronom possessif
vrouwelijk
meervoud
mannelijk
mon
ma
mes

Slide 4 - Drag question

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Je moet je afvragen of het een vrouwelijk woord is of een mannelijk woord.

Le lit           C'est mon lit.


La chambre          Voilà ma chambre.


Les parents          J'adore mes parents.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

(Jouw) amie est très sympa
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 11 - Quiz

Léa a un frère. C'est ........frère. (haar)
A
son
B
ton
C
sa
D
ta

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ... (zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 14 - Quiz

........parents sont divorcés (hun)
A
nos
B
tes
C
leur
D
leurs

Slide 15 - Quiz

Supplément, p.4
- Vul de tabel in (samen)
- Exercice F

Slide 16 - Slide

Les devoirs
Faire/ Maken: 
- Supplément, p.5: exercice G
Apprendre/ Leren:
- Quizlet: Voca 0-1 + 0-2
- Supplément, p.1 t/4

Slide 17 - Slide