This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Les 3 Medicatie
Slide 1 - Slide
Wat is er blijven hangen van de vitale functies?
Slide 2 - Mind map
Lesdoelen
Je kunt :
de 3 benamingen van medicijnen benoemen en toelichten
vertellen op welke wijze medicatie is ingedeeld
6 toedieningswijzen benoemen met een voorbeeld
Slide 3 - Slide
Medicijn
Een medicijn of geneesmiddel is een chemische stof die invloed uitoefent op het lichaam en de processen die hierin plaatsvinden.
Slide 4 - Slide
Medicijn bevat:
Werkzame stof: De stof die het effect van het medicijn veroorzaakt
Hulpstof: een bindmiddel of wordt toegevoegd om het volume te vergroten.
Heeft geen invloed op de werking van het medicijn.
Slide 5 - Slide
Benamingen:
Chemische naam
Stofnaam
Merknaam
Slide 6 - Slide
Chemische naam
verwijst naar de groep medicatie waar het geneesmiddel onder valt op basis van de chemische samenstelling ervan. Zo is de chemische naam van het aspirientje 2-acetoxy-benzoëzuur.
Slide 7 - Slide
Stofnaam
De internationale naam. Deze is afgeleid van de chemische stofnaam en verwijst naar het werkzame bestanddeel.
De stofnaam van het aspirientje is: acetylsalicylzuur.
Slide 8 - Slide
Merknaam
de naam die is verzonnen door de producent, zodat mensen zien dat dit medicijn afkomstig is van dit bedrijf. Deze naam is de geregistreerde naam in Nederland. Daarbij staat naast de naam altijd het symbool ®.
Slide 9 - Slide
Generiek
Een merkloos middel heet ook wel een generiek geneesmiddel. Dat zijn medicijnen met dezelfde werkzame stof, die door meerdere fabrikanten geproduceerd worden.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Wat is het merknaam?
Slide 12 - Open question
Wat is de stofnaam?
Slide 13 - Open question
Indeling medicatie:
1. Gebruik: met welk doel wordt het medicijn gebruikt?
2. Werkingsgebied: op welke manier en waar in het lichaam werkt het medicijn?
3. Vorm: in welke vorm wordt het medicijn gegeven?
4. Toedieningswijze: op welke manier wordt het medicijn toegediend?
Slide 14 - Slide
Wat doe je als je het verkeerde medicijn hebt gegeven aan een cliënt?
Slide 15 - Mind map
Wat doe je als je cliënt binnen een halfuur na inname de medicatie uitbraakt?
Slide 16 - Mind map
Geef per indeling een voorbeeld (gebruik, gebied, vorm, toedieningswijze)