1.3 Kernbegrippen maatschappijleer

Deze les;  
- Kort herhalen vorige week , 1.2
- Nakijken les 1.2, opdracht 7, 8, 9
- Uitleg 1.3 
- Zelfstandig werken 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deze les;  
- Kort herhalen vorige week , 1.2
- Nakijken les 1.2, opdracht 7, 8, 9
- Uitleg 1.3 
- Zelfstandig werken 

Slide 1 - Slide

Begrippen 1.2 
  • Bindingen: economische / kennis / gevoel / politiek 

  • Sociale cohesie
  • Wij-gevoel 
  • Polarisatie 

Slide 2 - Slide

Welke vier soorten bindingen zijn er?
GEVOEL
ECONOMIE
KENNIS
POLITIEK

Slide 3 - Slide

Met wie ben je verbonden?
  • Om jezelf in leven te kunnen houden            ............. binding​
  • Kennis opdoen/dingen leren            ...............binding
  • Iedereen waarmee je emotioneel verbonden mee bent heb je                                     .................................bindingen​
  • Overheidstaken            Politieke bindingen​
​In de samenleving zijn we afhankelijk van elkaar. Je hebt met verschillende mensen, verschillende soorten bindingen.​

Slide 4 - Slide

Sociale cohesie: als de bindingen tussen mensen sterk zijn en mensen het gevoel hebben dat ze bij elkaar horen.

Slide 5 - Slide

Polarisatie:
Mensen en bevolkingsgroepen staan scherp tegenover elkaar dat tegenstellingen de overhand beginnen te krijgen. 

Slide 6 - Slide

Wat is 
sociale cohesie?
Sociale cohesie is dat mensen het gevoel hebben dat ze bij elkaar horen.

Je bent onderling verbonden met elkaar. Dit kan door iets positiefs of iets negatiefs.

Bijvoorbeeld:
- op koningsdag
- tijdens het suikerfeest
- tijdens de corona-crisis 

Slide 7 - Slide

Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi

Slide 8 - Quiz

Een ander woord voor de maatschappij is:
A
belangengroep
B
sociale omgeving
C
overheid
D
samenleving

Slide 9 - Quiz

Terugblik: koppel de binding aan het juiste voorbeeld.
Economische binding
kennisbinding
politieke binding
gevoels-
binding
Je belt een vriend.


Je ontvangt salaris bij de Jumbo
Je rijdt over het fietspad naar school
Je doet mee aan de training

Slide 10 - Drag question

Als de bindingen tussen mensen sterk zijn en mensen het gevoel hebben dat ze bij elkaar horen noem je:
A
sociale cohesie
B
sociale omgeving
C
polarisatie
D
samenleving

Slide 11 - Quiz

Als mensen/bevolkingsgroepen scherp tegenover elkaar staan doordat de nadruk ligt op de tegenstellingen noem je dat:
A
sociale cohesie
B
sociale omgeving
C
polarisatie
D
samenleving

Slide 12 - Quiz

Nakijken
-  opdracht 7,8 en 9n op blz. 6 en 7

Slide 13 - Slide

Leerdoelen 
Aan het eind van deze les kan je: 

  • Uitleggen wat waarden en normen zijn en hier een voorbeeld bij noemen.
  • Door middel van een voorbeeld uitleggen wat een belang en een belangentegenstelling is.
  • Uitleggen welke machtsmiddelen er zijn en welke volgens jou het best werken.
  • Begrip sociale ongelijkheid uitleggen en aangeven hoe dat in jou omgeving zit.

    Slide 14 - Slide

    Normen
    Opvattingen / regels over hoe je je op grond van waarden behoort te gedragen.
    Let op! Normen horen altijd bij een bepaalde waarde!

    Slide 15 - Slide

    Waarden
    Uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven.
    Voorbeelden hiervan zijn:
    1. Gezondheid.
    2. Status.
    3. Vrijheid.
    4. Familie.
    5. Discipline.


    Slide 16 - Slide

    waarde 
    norm
    respect
    een persoon ouder dan jij met u aanspreken
    niet vloeken
    rijkdom
    gezond eten
    goed je best doen op school

    Slide 17 - Drag question

    Belangen
    Het voor-of nadeel dat iemand ergens bij heeft

    als er belangen spelen is er ook bijna altijd een belangen tegenstelling.


    Slide 18 - Slide

    Belang
    Het voordeel dat iemand ergens bij heeft

    Slide 19 - Slide

    Noem een belang wat je
    als scholier hebt:

    Slide 20 - Mind map

    Slide 21 - Slide

    macht:




    het vermogen om het gedrag van anderen te beinvloeden

    Slide 22 - Slide

    Hoe kan je anderen beinvloeden?
    • Macht : Het vermogen om het gedrag of het denken
      van anderen te beïnvloeden.
    • Machtsmiddelen: Middelen waarmee je het gedrag
      van anderen kunt beïnvloeden.


    Slide 23 - Slide

    Machtsmiddelen:
    • Geld/baan/kennis/overtuigingskracht
    • Vaardigheden
    • Charisma
    • Macht van het getal.

    Slide 24 - Slide

    ZELFSTANDIG WERKEN 
     
    Maken paragraaf 1.2; 


    Slide 25 - Slide