3.6 Landschapszones

3.6 Landschapszones
4VWO
1 / 42
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.6 Landschapszones
4VWO

Slide 1 - Slide

Programma
Terugblik (uitgebreid)
Lesdoelen 
Uitleg + opdrachten 

Slide 2 - Slide

Terugblik

Slide 3 - Slide

Tropisch regenwoud
Savanne 
Steppe
Woestijn
Zee/Gematigd
Land
Hooggebergte
Toendra
Pool

Slide 4 - Drag question

Klimaatclassificatie Köppen
Gebaseerd op samenhang tussen klimaat en natuurlijke plantengroei. 
De kaart van de klimaatgebieden (3.5) komt dan ook goed overeen met de kaart van de landschapszones (3.6).

Vijf hoofdgroepen!

Slide 5 - Slide

A-klimaat
B klimaat
C klimaat
D klimaat
E klimaat

Slide 6 - Drag question

Klimaatclassificatie Köppen
A: Tropisch
B: Droog
C: Gematigde (zee)
D: Land (continentaal)
E: Polair

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Klimaatclassificatie volgens Köppen
A: Tropisch
B: Droog 
C: Gematigd/Zee
D: Continentaal/Land
E: Polair
(H2) Klimaatgebied is niet hetzelfde als landschapszone

Slide 9 - Slide

Welke 2e letter van het klimaatsysteem hoort waar?
Winterdroogte
Zomerdroogte
Droogteseizoen ontbreekt
Steppe
Woestijn
Toendra
Vriest
s
w
f
F
T
W
S

Slide 10 - Drag question

Klimaatfactoren
Klimaatverschillen kun je verklaren aan de hand van drie factoren: 
  • Geografische breedteligging
  • Gebergte en hoogte 
  • Type oppervlak

  • Wat verstoort af en toe het patroon van zee- en luchtstromen? 
El Nino

Slide 11 - Slide

Welk verband heeft de geografische breedteligging met het klimaat? Maak een hoe hoe verband.

Slide 12 - Open question

1. Geografische breedteligging 
- Instraling van de zon (hoe verder van de evenaar hoe kouder)
- Atmosferische luchtcirculatie (neerslag bij lage druk, droogte bij hoge druk)
- Overheersende windrichting (invloed van de zee/land)

Slide 13 - Slide

2. Gebergte en hoogte
- Hoe hoger hoe kouder 
- Loef en lij 
Tekenen! 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

3. Type oppervlak
- Land warmt/koelt sneller op/af dan oceanen
- Dicht bij zee minder temperatuurverschillen
- Meer neerslag aan zee 
- Warme/koude zeestromen

Slide 16 - Slide

Aan het einde van deze les kan jij:
  • Analyseren hoe mondiale verschillen in klimaat leiden tot verschillen in vegetatie en landschap. 
  • Beredeneren hoe mensen met verschillende kenmerken van de landschapszones omgaan
  • Uitleggen hoe geleidelijke overgangen in klimaat leiden tot geleidelijke overgangen in landschap 



Slide 17 - Slide

Dus. FF terug 
Stap 1: Klimaten 
We kennen de 9 klimaten: 
Tropisch - Savanne - Steppe - Woestijn - Gematigd - Land 
- Toendra - Polair - Hooggebergte

Die worden ingedeeld in...

 

Slide 18 - Slide

Stap 2: De vijf hoofdgroepen uit het klimaatsysteem
A = Tropisch (tropisch + savanne)
B = Droog (steppe + woestijn)
C = Gematigd (gematigd zee, China, middellandse zee)
D = Land (land)
E = Polair (toendra, pool, hooggebergte)

Slide 19 - Slide

En nu? 
De klimaatgebieden komen overeen met 
Stap 3: Landschap zones.
(Gebieden waarin bepaalde bodem- en vegetatietypen domineren)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Tropische zone 
(A-klimaten)
Tropisch regenwoud & Savanne 
- Veel plantengroei door veel neerslag
- Veel palmolieplantages 
- Zeer warm en nat 
- Rode bodem door veel uitspoeling (regen) en oxidatie (roesten)
- Snelle afbraak door warmte, bodem onvruchtbaar

Slide 22 - Slide

A - Klimaten
Af = Altijd neerslag
Aw = Winterdroogte
As = Zomerdroogte 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Aride zone 
(B-klimaten)
Steppe & woestijn
- Steeds droger 
- Geen bomen maar struiken? 
= Steppe
- Geen vegetatie? 
= Woestijn

Slide 26 - Slide

B - Klimaten
BS = weinig neerslag
(250-500 mm)
BW = bijna geen neerslag
(0-250 mm)


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Subtropische zone 
(C - klimaten!)
Let op: Alleen het Middellands zeeklimaat + Chinaklimaat horen bij deze landschapszone 
- Tropisch planten zoals palmbomen of olijfbomen
- Leerachtige planten (vetplanten)
- Vakantielanden zoals Frankrijk/Turkije
- Warme, droge zomer, milde winter die te koud is om tropisch te zijn

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Gematigde zone 
(C- klimaten)
Let op: Alleen het gematigd zeeklimaat hoort bij deze landschapszone 
- Bladverliezende bomen (loofbomen)
- Heel bewoonbaar door diversiteit van seizoenen
- Niet heel warm of heel koud 

Slide 32 - Slide

C - Klimaten
Cf = Altijd neerslag

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Boreale zone 
(D-klimaten)
Landklimaat 
- Naaldboom (kerstboom)
- Warme zomers, koude winters (want het is land. Dat warmt snel op en koelt snel af)
- Alleen op het Noordelijk Halfrond

Slide 35 - Slide

D - Klimaten
Df = Altijd neerslag
Dw = Droge winter

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Polaire zone 
(E-klimaten)
Toendra-, pool- en hooggebergteklimaat
- Koud
- Mossen en grassen, bevroren bodem = Toendra 
- IJskappen = Pool
- Bergen? = Hooggebergte en sneeuw 

Slide 39 - Slide

E - Klimaten
ET = Toendra
EF = Sneeuw/ijs
EH = Hooggebergte

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 5 van 3.5

Slide 42 - Slide