Schrijven van een verslag

Verslag schrijven
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verslag schrijven

Slide 1 - Slide

Belangrijk bij verslag

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Voorbeeld 
Een verslag over wat je in de vakantie hebt gedaan:
1. Wie? ik en vriend
2. Wat? geschaatst van Eindhoven naar Helmond
3. Waar? op het kanaal
4. Wanneer? in het weekend
5. Waarom? het ijs was dik genoeg
6. Hoe? we zijn naar het begin gefietst

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Uit hoeveel stappen bestaat het stappenplan?
A
2
B
6
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

Waar begin je mee met een verslag?
A
Inleiding
B
Titel
C
Slot
D
Kern

Slide 15 - Quiz

Welke plaats vind je de kern van het verslag?
A
aan het begin
B
aan het einde
C
in het midden
D
maakt niet uit

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Gebruik de goede volgorde
  • eerst
  • daarna
  • vervolgens
  • ten slotte
  • toen 

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Schrijf een verslag van minstens 100 woorden.
Dit kan gaan over:
  • je stage
  • je werk
  • je vakantie
  • een uitje waar je bent geweest

Slide 19 - Slide