1 Samenstellingen die één betekenis hebben, schrijf je aaneen (behalve bij getallen of tekens)
lageloonlanden, hogedrukreiniger, langeafstandloper, @-teken, 50 eurobiljet
2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden) schrijf je aaneen
pianospelen, stukmaken, oproken
3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen
eroverheen, waardoor, daarboven