driedelige samenstellingen

Driedelige samenstellingen
Door: Beer & Bieke
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Driedelige samenstellingen
Door: Beer & Bieke

Slide 1 - Slide

Wanneer vast?
Als de samenstelling is opgebouwd uit een:
  • bijvoeglijk naamwoord 
  • 2 zelfstandig naamwoorden 
  • of een telwoord
Bijvoorbeeld:
  • warmedrankenautomaat
  • dodehoekongeval

Slide 2 - Slide

Wanneer los?
Als het bijvoeglijk naamwoord iets zegt over allebei 
de zelfstandig naamwoorden
Bijvoorbeeld:
  • zachte knuffelbeer
  • mooie paardenstal

Slide 3 - Slide

Let op!
Als de leesbaarheid niet duidelijk is gebruik je een koppelteken.
Bijvoorbeeld:
  • lage-energiewoning
  • vrije-uitloopeieren

Slide 4 - Slide

Let op!
De betekenis van het woord kan veranderen.
Bijvoorbeeld:
  • oude kaaskroket --> de kaaskroket is oud
  • oudekaaskroket   --> er zit oude kaas in de kroket
  • droge hoestsiroop --> de hoestsiroop is droog
  • drogehoestsiroop  --> de siroop is voor drogehoest


Slide 5 - Slide

hoogrisico zwangerschap of
hoogrisicozwangerschap of
hoogrisico-zwangerschap
A
hoogrisico zwangerschap
B
hoogrisicozwangerschap
C
hoogrisico-zwangerschap

Slide 6 - Quiz

vijf dollarbiljet of
vijfdollarbiljet of
vijf-dollarbiljet
A
vijf dollarbiljet
B
vijfdollarbiljet
C
vijf-dollarbiljet

Slide 7 - Quiz

schone energiebouw of
schoneenergiebouw of
schone-energiebouw
A
schone energiebouw
B
schoneenergiebouw
C
schone-energiebouw

Slide 8 - Quiz

Openlucht zwembad of
Openluchtzwembad of
Openlucht-zwembad
A
Openlucht zwembad
B
Openluchtzwembad
C
Openlucht-zwembad

Slide 9 - Quiz

eerste elftalspeler of
eersteelftalspeler of
eerste-elftalspeler
A
eerste elftalspeler
B
eersteelftalspeler
C
eerste-elftalspeler

Slide 10 - Quiz

Bronzen medaillewinnaar of
Bronzenmedaillewinnaar of
Bronzen-medaillewinnaar
A
Bronzen medaillewinnaar
B
Bronzenmedaillewinnaar
C
Bronzen-medaillewinnaar

Slide 11 - Quiz

Dunnedarm onsteking of
Dunnedarmonsteking of
Dunnedarm-onsteking
A
Dunnedarm onsteking
B
Dunnedarmonsteking
C
Dunnedarm-onsteking

Slide 12 - Quiz

sociale woningbouw of
socialewoningbouw of
sociale-woningbouw
A
sociale woningbouw
B
socialewoningbouw
C
sociale-woningbouw

Slide 13 - Quiz

Hoge drukreiniger of
Hogedrukreiniger of
Hoge-drukreiniger
A
Hoge drukreiniger
B
Hogedrukreiniger
C
Hoge-drukreiniger

Slide 14 - Quiz

Grote stedenbeleid of
Grotestedenbeleid of
Grote-stedenbeleid
A
Grote stedenbeleid
B
Grotestedenbeleid
C
Grote-stedenbeleid

Slide 15 - Quiz

rode wijnglazen of
rodewijnglazen of
rode-wijnglazen
A
rode wijnglazen
B
rodewijnglazen
C
rode-wijnglazen

Slide 16 - Quiz

Hoe schrijf je: groene thee extract?

Slide 17 - Open question

hoe schrijf je: 60 jarige man?

Slide 18 - Open question

Hoe schrijf je: verse munt thee?

Slide 19 - Open question

Hoe schrijf je: Tweede Kamer lid

Slide 20 - Open question