Met een windmolen gebruikten mensen windkracht om zwaar werk te doen. de wind liet de wieken draaien. via tandwielen en assen konden dan ook andere dingen bewegen. Draaiende molenstenen maalden meel uit graan en persten olie uit zaden. Boomstammen werden verzaagd tot planken. Vijzels maalden water uit een polder.