Oefenen voor het PW V3 Latijn

Oefenen voor het PW 
Herhaling grammatica thema 1-5
1 / 29
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenen voor het PW 
Herhaling grammatica thema 1-5

Slide 1 - Slide

Naamvallen 

Slide 2 - Slide

Sleep alle functies en vertalingen naar de naamval waar ze bij horen.
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Bijvoeglijke bepaling
Onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
vertalen met 'van'
vertalen met 'aan/voor' 
vertalen met 'met/door/in'

Slide 3 - Drag question

In welke naamval staat het woord? Sleep naar het juiste vak. Er kunnen meer woorden in 1 vak komen, of juist helemaal geen!
nom.
gen.
dat.
acc.
abl.
servos
templorum
deus
patribus
feminam

Slide 4 - Drag question

Laat de woorden congrueren. 
spectatores
equis
carminibus
mandatum
ferocibus
longis
multi
difficile

Slide 5 - Drag question

Laat de woorden congrueren. 
nomen
noctes
militum
gladios
ingentes
pulchrum
audacium
obscurae

Slide 6 - Drag question

Werkwoorden

Slide 7 - Slide

Sleep de vormen naar de juiste stam
a-stam
e-stam
i-stam
mk-stam
clamare
amittere
audire
invitare
accendere
regere
tenere
scire
gaudere

Slide 8 - Drag question

Sleep de uitspraken, vormen en vertalingen naar de juiste tijd.
Praesens
Imperfectum
perfectum
Plusquamperfectum
infinitivus op -re
Heeft een imperativus
infinitivus op -isse
ik riep/ik heb geroepen
ik roep
Heeft geen inf. (2 antwoorden!)
ik riep
ik had geroepen
Vocat
vocavit
vocabat
vocaverat

Slide 9 - Drag question

quaerebatis
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 10 - Quiz

pendent
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 11 - Quiz

vixerant
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 12 - Quiz

erat
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 13 - Quiz

eritis
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
perfectum

Slide 14 - Quiz

terruerit
A
futurum
B
futurum exactum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 15 - Quiz

auditis
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
perfectum

Slide 16 - Quiz

scribis
A
futurum
B
futurum exactum
C
praesens
D
imperfectum

Slide 17 - Quiz

Vertaal: Parentes nocte non dormient, donec tandem filius domum venerit.

Slide 18 - Open question

Vertaal: Cum dux signum dederit, pugna incipiet.

Slide 19 - Open question

De  trappen van vergelijking

Slide 20 - Slide

Welke letter(s) voeg je toe aan de stam om de comparativus te vormen?
A
ior
B
or
C
er
D
e

Slide 21 - Quiz

Welke letter(s) voeg je toe aan de stam 'fort' om de superlativus te vormen?
A
imus
B
errimus
C
issimus
D
illimus

Slide 22 - Quiz

Wat is de superlativus van 'miser'?
A
misimus
B
miserrimus
C
miserissimus
D
miserillimus

Slide 23 - Quiz

De AcI

Slide 24 - Slide

Een infinitivus praesens in de ACI vertaal je ...
A
altijd als praesens
B
altijd als verleden tijd
C
als praesens of v.t.
D
gelijktijdig met PV

Slide 25 - Quiz

vertaal de ACI
Marcus dicit se venire

Slide 26 - Open question

vertaal de ACI
Marcus et Iulius dicunt se venire

Slide 27 - Open question

mater putat me venire

Slide 28 - Open question

Einde
Veel succes met leren voor het PW! 

Slide 29 - Slide